Horatius
Oden I, 9 (versie 2)
Zie je hoe de hoge Soracte met helderwitte sneeuw staat,hoe de zwoegende bomen de last niet meer omhooghouden
hoe door de scherpe vorst
de rivieren tot stilstand zijn?
Verdrijf de koude, terwijl je houtblokken gul in de haard legt
en haal de vierjarige wijn welwillender voor de dag
met een Sabijnse kruik, O Thaliarche.
Laat de overige dingen over aan de goden, want zodra zij de
winden die vechten op het schuimende zeeoppervlak tot bedaren gebracht hebben
dan bewegen noch de cipressen
noch de oude essen
Vlucht om te vragen wat er morgen zal zijn, en
beschouw, welke dag ook het lot zal geven, als winst
en versmaadt de zoete liefde niet
nu je nog jong bent en versmaadt je reidansen niet,
Zolang als de lastige oude dag afwezig is in je jeugdjaren.
Nu moet het Marsveld opgezocht worden en de pleinen
het zacht gefluister tegen de nacht
op het afgesproken uur,
Nu moet het verraderlijke eenzame gelach van het meisje
dat verborgen zit in een hoekje
en een onderpand dat weggerukt is van een onderarm
of van een vinger die nauwelijks weerstand biedt