Horatius
Ode I,1, 3, 4, 6, 8, 11
Ode I,1Maecenas, telg van koninklijke voorouders, o m�n beschermheer en mijn zoete luister en er zijn er die hun plezier erin vinden het Olympische stof op te jagen met hun renwagen en langs de eindpaal te scheren met gloeiende wielen en er zijn er die de zegepalm opheffen naar de goden, de heersers der aarde, deze vindt er zijn plezier in als de massa van wufte Quirieten zich inspant om hem te verheffen tot de 3 (bovenswaardige) ambten; die vindt er zijn plezier in als hij in zijn eigen graanschuur al wat van zijn Libische dorsvloer wordt samengeveegd, heeft opgeslagen. Diegene die er zijn plezier in vindt met een hak zijn voorvaderlijke akkers om te woelen, zou jij er nooit toe kunnen brengen zelfs niet met vorstelijke aanbiedingen om met een Cypriotisch schip als een bange matroos de Mythische zee te doorklieven. Een handelaar die de zuidwestenwind het strijden met de Icarische golven vreest, prijst de vredige velden van zijn stad; weldra kalfatert hij zijn gehavende schepen op, niet van zins een bescheiden bestaan te dulden. Er is diegene die noch bekers met deze massiche wijn afslaat noch er tegenop ziet een deel van de volle dag te stelen, nu eens languit gelegen met zijn ledematen onder een groene aardbezieboom, dan weer bij een heilige bron van een zacht kabbelend beekje. Velen scheppen genoegen in het kampleven en in het geknetter van de trompet vermengd met dat van een kroonhoorn en in de oorlogen, zo verafschuwd door de moeders. De jager overnacht onder de koude blote hemel, zijn jonge vrouw niet indachtig, hetzij een hinde is gezien door zijn jonge trouwe honden, hetzij een everzwijn zijn stevige geknoopte netten heeft gebroken. Mij brengen de klimoppen, de beloningen van literaire geesten, onder de hemelgoden, mij scheidt het koele woud de lichtroetige meidansen van nimfen en de saters af van de massa doordat noch Euterpe haar fluitspel doet zwijgen, noch Polyhymnia weigert haar lesbische luit te stemmen. Als je mij onder de lyrische dichters een plaats zal geven, zal ik met mijn verheven kruin de sterren raken.
Ode I,3 Nil mortalibus ardui est
Moge de Godin heersend over Cyprus, zo de broers van Helena, de heldere sterren en de vader van de winden je begeleiden, nadat de overige winden, vastgebonden zijn, behalve de Lapy. Schip, jij die de aan jouw toevertrouwde Vergilius aan ons verschuldigd bent, breng hem naar het gebied van Attica ongedeerd, ik smeek je, bewaar de helft van mijn ziel. Hij had eikenhout en een drievoudig bronzen harnas rond zijn borst, die als eerste zijn broos schip aan de wilde zee toevertrouwde en hij vreesde niet de stormachtige zuidwestenwind die een verwoede strijd levert met de noordoostenwind en het akelige regengesternte en de razernij van de zuidenwind, de machtigste heerser van de Adriatische zee, hetzij hij de bazen wilt opzwepen, hetzij hij ze wil kalmeren. Welke stap van de dood vreest hij die met onverschrokken ogen de zwemmende monsters zag, die de gezwollen zee en de beruchte bliksemschichten zag? Tevergeefs scheidde de God in zijn wijsheid de landen af van de ontoegankelijke oceaan, als toch de Goddeloze schepen springen over de niet bevaarbare wateren. Driest genoeg om alles te trotseren stort het geslacht der mensen zich in verboden gruweldaad, de drieste zoon van Japetus bracht door onheilbrengend bedrog de mensen het vuur. Na het roven van het vuur uit hemelse huizen, stortte de hongersnood en het nog onbekende leger van ziektes zich op aarde. En de voorheen traag komende noodzakelijkheid van de verre dood verhaastte zijn tred. Daedelus waagde zich heen de ijle lucht met vleugels die niet aan een mens gegeven zijn, Hercules forceerde in zijn werk de toegang tot de onderwereld. Niets is lastig voor de stervelingen; we bestormen zelfs de hemel in onze dwaasheid, noch dulden we door onze misdaad dat de toornige Jupiter zijn bliksemschicht neerlegt.
Ode I,4 Solvitur acris hiems
De bijtende winter ontdooit door de aangename afwisseling van de lente en van de westenwind, en de winden trekken de droge scheepskielen weer in zee, en het vee verheugd zich niet meer in de stallen of de ploeger bij het vuur en weiden glinsteren niet meer van de grijswitte rijp. Reeds leidt Venus van Cytherea de rijp aan onder het schijnsel van de maan en de bevallige Gratiae verbonden met de nimfen dansen op aarde, met ritmische pas, terwijl de roodgloeiende vulkaan de drukkende werkplaatsen van de Cyclopen inspecteert. Nu past het met groene mirte het glanzende hoofd te bekransen of met bloemen die de ontdooide aarde voortbrengt. Nu ook past het in een schaduwrijk bos te offeren aan Faunus hetzij hij eerst liever een bokje wilt, bleke dood klopt met zijn voet zonder onderscheid tegen de arme hutten en de koninklijke paleizen. O, met goederen gezegende Sestius, de korte duur van het leven verhindert ons verre toekomstige dromen te maken (vlot: lange hoop te hebben). Weldra drukt de nacht van de dood jou in het nauw en de fabelachtige schimmen en het wezenloze huis van Pluto, en zodra je daarheen zal gekomen zijn, zal je niet meer loten met dobbelstenen om het voorzitterschap van drinkpartijen, zal je niet in bewondering staan voor de slanke Lycidas, voor wie de jongeman in vuur en vlam staat en op wie weldra alle jonge meisjes verliefd zullen zijn.
Satire I,6 : In propria pelle
� Nu keer ik terug tot mezelf, zoon van een vrijgelaten vader, die allen hekelen omdat hij de zoon van een vrijgelaten vader is, nu gebeurt dit omdat ik van jou een huisvriend ben, Maecenas, maar ooit eens gebeurde dit omdat een Romeins legioen mij als krijgstribuun gehoorzaamde. (er is een verschil tussen nu en toen) De huidige situatie verschilt van die van toen omdat men wellicht wel terecht mij het ereambt zou kunnen misgunnen, maar niet ook de vriendschap met jou omdat jij er vooral bedacht op bent waardige mensen op te nemen wars van een boosaardige eerzucht. Ik zou mij hierom geen gelukskind noemen nl. dat ik toevallig jouw vriend ben geworden; geen enkel toeval immers heeft mij met jou in contact gebracht; ooit zeiden de allerbeste Vergilius en na hem Varius wat voor mens ik ben.Toen ik bij jou kwam, sprak ik stotterend enkele woorden. ( want de verlegenheid die onmondig maakt, verhinderde mij meerdere dingen te zeggen) ik vertelde niet dat ik de zoon was van een beroemde vader en niet dat ik op mijn landerijen rondreed op m�n Apulisch paard, maar vertelde wat ik was; je antwoordde, zoals het je gewoonte is, weinige dingen; ik ging weg en je riep me negen maanden later terug en je vroeg me deel te worden van je vriendenkring. Dit waardeer ik zeer, dat ik bij je in de smaak viel, jij die onderscheid maakt tussen de eerlozen en de eervolle mens, niet vanwege een edele vader, maar vanwege een reine levenswandel en een rechtschapen hart. En toch als mijn karakter slechts aan kleinere gebreken lijdt en weinig in aantal, overigens rechtschapen is, zoals men op een welgevormd lichaam de moedervlekken waarmee het bespikkeld is, zou afkeuren, als niemand mij terecht schraapzucht, laagheid of gemene kroegen ten laste zal leggen, als ik rein en onschuldig leef dan is mijn vader hiervan de oorzaak geweest, die hoewel arm met zijn schraal akkertje mij niet naar de school van Flavius wilde sturen, waarheen de grote jongens, zonen van honderdmannen die aan hun linker arm een rekendoos en een schrijftafeltje hingen, gingen en op de iden telkens 8 as meebrachten. Maar hij durfde zijn zoon naar Rome te brengen om er onderricht te worden in de vrije kunsten die om het even welke ruiter en senator aan zijn eigen kroost zou leren.
Ode I,8 Lydia, per omnes deos.
Lydia zeg bij alle Goden oprecht dit, waarom haast jij je Sybarim door te beminnen in het ongeluk te storten, waarom hij een afkeer heeft van het zonnige marsveld, hoewel hij stof en zon verdroeg, waarom hij niet te paard rijdt tussen soldateske leeftijdsgenoten en hij geen Gallische paarden bedwingt met een van ijzeren punten voorzien gebit. Waarom hij vreest te zwemmen in de goudgele Tiber. Waarom hij de olie behoedzamer vermijdt dan addergebroed en waarom hij zijn armen niet meer vol blauwe plekken draagt van de wapens, hoewel hij roem oogstte vaak door het slingeren van de discus, vaak door het werpen van de speer over de verste lijn. Waarom hij verborgen is zoals ze zeggen dat de zoon van de zeenimf Thetis vlak voor de jammervolle ondergang van Troje zich verstopt heeft opdat zijn mannelijke levenswijze hem niet zou meesleuren naar het slagveld en naar de Lycische legerbendes.
Ode I,11 Tu ne quaesieris.
Vraag niet ( het is je niet geoorloofd te weten) welk levenseinde de Goden aan mij hebben gegeven en welk aan jou, Leucono� en tracht het antwoord niet te zoeken bij berekeningen van de astrologen. Hoeveel beter is het al wat zal komen te dulden. Hetzij Juppiter meer deze winters zal toekennen, hetzij hij haar als laatste deze heeft toegestaan, die nu het geweld van de Thyrreense zee stuit, door de tegenstand van de rotsen, wees wijs, klaar je wijn en snij de verreikende verwachtingen af, aangezien jij een korte levensduur hebt. Terwijl we spreken, zal de afgunstige tijd ons ontsnapt zijn: pluk de dag en vertrouw zo weinig mogelijk op de dag van morgen.