Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Homeros

Homeros Ilias boek 1, 245-344 *nog bezig*

245 Zo sprak de zoon van Peleus, en toen wierp hij de scepter op aarde
met gouden knoppen beslagen, en zelf ging hij zitten:
en de zoon van Atreus wachtte vanaf de andere kant. En temidden van hen
sprong de zoetsprekende Nestor op, de vorst van de Pyliers, met heldere stem,
het geluid stroomde vanaf zijn tong zoeter dan honing.
250 En in zijn tijd waren al twee geslachten van sterfelijke mensen
gestorven, die samen met hem opgegroeid waren
in het heilige Pylos, en hij regeerde over het derde.
Hij, zich goed bekommerend om hen, stond op en zei:
'Allemachtig! Een groot leed treft het land van de Grieken!
255 Priamos en Priamos' zonen zouden wel erg blij zijn,
en de andere Trojanen zouden zich erg verheugen in hun hart,
als zij zouden horen dat jullie strijden over dit alles,
jullie die de eersten zijn van de Grieken in de raad en in het gevecht!
Maar luister! En jullie zijn beiden jonger dan ik.
260 Want ooit ben ik met mannen omgegaan die beter zijn dan jullie
en nooit hebben zij mij geringschat.
Want nooit had ik dergelijke mannen gezien, noch zal ik ze nog zien,
zoals Peirithoos en Druantos, heerser van het volk,
en kaineus en Exadios, en de op een god gelijkende Polyphemos
265 [en Theseos en Aigeides, gelijkend op de onsterfelijken]
Zij, in hun opgang, waren de sterksten aarde,
Zij waren de sterksten, en zij bevochten de sterksten,
de monsters die in de bergen wonen, en doodden ze op gruwelijke wijze.
En met hen ging ik om nadat ik uit Pylos was gekomen,
270 Van verre, want zij hadden mij zelf geroepen
En ik vocht op eigen kracht want met hen had geen sterflijk
Schepsel op aarde, zoals ze nu zijn, de mensen, zich ooit kunnen meten.
En zij begrepen mijn raad en gehoorzaamden mijn woord.
Maar jullie moeten ook luisteren, want het is beter om te gehoorzamen!
275 Neem het meisje niet, hoewel je sterk bent,
maar laat haar gaan, omdat de zonen der Grieken haar aan hem hebben gegeven
En jij, zoon van Peleus, moet niet vijandig willen wedijveren met de koning:
want nooit had er gelijkelijk een scepterzwaaiende koning
deel in de eer, die Zeus aan hem gaf.
280 Maar ook al ben jij sterker, en ben jij geboren uit een goddelijke moeder,
toch is hij machtiger, omdat hij over allen heerst.
En jij, zoon van Atreus, moet je wrok laten varen! want ook ik
smeek je om je woede tegen Achilles te laten varen, die een
groot bolwerk is voor de Grieken tegen de vresleijke oorlog.
285 En hem antwoordend sprak de machtige Agamemnon:
Zeker! Al deze dingen, o oude man, zeg je naar waarheid.
Maar de man wil iedereen de baas zijn!
Hij wil over allen regeren, en over allen heersen,
en allen commanderen, - maar ik denk dat een iemand hem niet gehoorzaamt!
290 En als de hemelse goden het hem vergunden meester te zijn in het vechten,
geeft hem dat dan ook het recht om te schelden?'
En hem in de rede vallend antwoordde de goddelijke Achilles:
'Ik zou wel laf en niets waard genoemd worden,
als ik me schik voor jou in al het werk, dat jij me opdraagt!
295 Beveel anderen deze dingen! Want mij zul jen iet meer
commanderen! Want ik meen je niet langer te gehoorzamen.
Maar ik zal je iets anders zeggen, en jij moet goed luisteren!
Ik zal niet vechten voor het meisje met de handen,
noch voor jou, noch voor een ander, want jij nam weg wat aan mij gegeven was.
300 Maar van de andere dingen in mijn bezit in het zwarte schip
daarvan zul je niets meenemen tegen mijn zin!
Vooruit! Kom maar op! Probeer het! Op dat je begrijpt en weet:
meteen zal jouw donkere bloed dan vloeien rond mijn lans!'
Zo ging de strijd met woorden ten einde,
305 en zij ontbonden de raad bijd e schepen der Grieken.
De zoon van peleus ging naar zijn tenten en symmetrische schepen,
en met hem ging de zoon van Menoitios en enkele andere vrienden:
Maar de zoon van Atreus beval een snel schip de zee in te trekken,
en hij koos twintig roeiers uit, en hij bracht een offer van honderd runderen
310 voor Apollo aan boord, - en de schoonwanginge dochter van Chryses
leidde hij aan boord: en aanvoerder was de schrandere Odysseus.
Zij voeren, gaande over de vochtige straten,
De zoon van Atreus zei het volk zich te zuiveren.
En zij wasten zich en wierpen de smetten in het water,
315 en zij offerden aan Apollo een vlekkeloze hekatombe
van stieren en bokken, bij het strand van de onmetelijke zee.
En met de rook steeg de braaddamp ten hemel.
Zo deden zij deze dingen in het legerkamp. Maar Agamemnon
liet zijn woede niet varen, wat hij aan Achilles gezegd had:
320 Maar hij zei tegen Talthybios en Eurybates,
beiden herauten en vlugge bedienden aan hem:
Ga naar de tent van Peleus' zoon Achilles
en pak bij de armen de schoonwanginge Briseis en breng haar!
En als hij haar niet wil geven, dan kom ik haar zelf halen
325 komend met meer! Dat zal nog erger voor hem zijn.'
Zo sprekend zond hij ze weg, en zij gehoorzaamden aan zijn machtige woord.
En beiden gingen zij onvrijwillig langs het strand van de luidbruisende zee,
en zij kwamen bij de tenten en schepen van de Myrmidonen.
En zij vonden hem bij zijn tent en zwarte schip
330 zittend: en Achilles was niet verheugd hen beiden te zien!
Zij beiden bleven staan, ze waren bang emn vreesden de koning
en niemand sprak tegen hem of vroeg iets.
Maar hij begreep wat er omging in hen en sprak hen toe:
'Gegroet, herauten, bodes van Zeus en de mensen!
335 Kom dichterbij!' Jullie hebben mij niets misdaan, maar Agamemnon,
die jullie stuurt voor de dochter van Briseus...
Maar vooruit, Diogenes Patroklos, leid het meisje naar buiten,
en geef haar aan hen om mee te nemen! Zij beiden

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.338

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18