Herodotos
Cyrus
De eerste droom van AstyagesAstyages, zoon van Gyaxares, nam het koningschap over. En hij had een dochter aan wie hij de naam Mandane gaf, van wie Astyages in zijn slaap meende dat zij zodanig plaste dat zij zijn stad vulde, en geheel Klein-Azie liet overstromen. Terwijl hij zijn droom voorlegde aan de droomuitleggers, werd hij bang, nadat hij van hen een precieze uitleg had vernomen. Daarna geeft hij deze Mandane, die al de juiste leeftijd heeft voor een man, aan niemand van de Meden die hem waard waren tot vrouw, omdat hij de droom vreest, hij geeft haar aan een Pers aan wie de naam Cambyses was, van wie hij vond dat hij van goeden huize was, met een vreedzaam karakter, terwijl hij hem beschouwde als veel onaanzienlijker dan de gemiddelde Medische man.
De tweede droom van Astyages
Terwijl Mandane samenwoonde met Kambyses, zag Astyages in het eerste jaar een andere droom: het scheen hem toe dat uit het onderlijf van die dochter een wijnstok groeide, en dat de wijnstok heel Klein-Azie bedekte. En nadat hij dit zag en voorlegde aan de droomuitleggers, liet hij de dochter, terwijl ze hoogzwanger was, halen uit Perzië, en toen ze aankwamen lette hij op haar, omdat hij van plan was het kind wat uit haar geboren zou worden te vermoorden: want op grond van de droom gaven de droomuitleggers van de magiërs aan dat het kind van zijn dochter koning zou worden in plaats van hem. Terwijl Astyages dus op deze dingen lette, werd Cyrus geboren en riep hij Harpagus, zijn familielid, de meest betrouwbare van alle Meden en beheerder van al zijn dingen, tegen hem zei hij: ‘Harpagus, ik zal aan jou een zaak opdragen die jij geenszins als onbelangrijks moet beschouwen, je moet me ook niet in gevaar brengen en je moet later niet jezelf te gronde richten nadat jij hebt gekozen voor anderen, Neem het kind dat Mandane baarde en doodt hem nadat je hem naar jou huis brengt en begraaf het daarna op welke manier je zelf wilt.’ En hij antwoordde: ‘Koning, nog niet heb je bij een andere gelegenheid bij deze man iets onaangenaams bespeurd, terwijl we ervoor oppassen om tegenover u ook later niets verkeerd te doen. Maar als het u het liefste is dat het zo gebeurd, is het noodzakelijk dat, althans, wat mij betreft, ik u trouw dien.’
Harpagus heeft een probleem
Nadat Harpagus met de volgende woorden antwoordde ging hij, zodra het jongetje gekleed in een doodskleed aan hem overhandigd was, huilend naar huis: en nadat hij naar binnen was gegaan vertelde hij het hele verhaal dat door Astyages gezegd was aan zijn vrouw, zij zei tegen hem: ‘Wat ben je nu van plan te doen?’ En hij antwoordde: ‘Niet zoals Astyages mij opdroeg, ook niet als hij gek zal zijn en erger waanzinnig zal zijn dan hij nu is, zal ik het niet eens zijn met zijn bedoeling, ook zal ik hem niet dienen bij een dergelijke moord, vanwege vele redenen zal ik hem niet doden, omdat het kind ook verwant is aan mij, en omdat Astyages een oude man is zonder zoon: als het koningschap, nadat hij gestorven is, over zal gaan op de dochter, van wie hij nu de zoon door mij wil laten doden, dan blijft er toch zeker aan mij een groot gevaar? Maar ter wille van mijn veiligheid is het nodig dat de moord gebeurd door een van Astyages’ mensen, en niet door een van de mijnen!’
Harpagus schuift het probleem door
Hij zei dit en meteen zond hij een bode naar een van de herders van Astyages, van wie hij wist dat hij zijn kudde liet grazen op de meest geschikte weidegronden en op bergen die erg vol wilde dieren waren, wiens naam Mitradates was. Hij woonde samen met een medeslavin, de naam van de vrouw met wie hij samenwoonde was Cyno, in de Griekse taal, maar in de Medische taal Spako: want de Meden noemden een hond een spaka. De uitlopers van de bergen, waar die koeherder dus zijn weidegronden van de koeien had, waren ten noorden van Egbatana en in de buurt van de zwarte zee. Want daar is het land van de Meden aan de kant van de Saspiren zeer bergachtig en hoog, en geheel bedekt met bergwouden en het andere Medische land is geheel vlak. Nadat dan de herder aangekomen was terwijl hij met grote haast geroepen was, zei Harpagus het volgende: ‘Astyages beveelt jou dat kind, nadat je het gepakt hebt, neer te leggen in het meest verlaten deel van de bergen, opdat het zo snel mogelijk sterft. En hij beval mij dit aan jou te zeggen, dat als jij dit kind niet zal doden, maar als je het op een of andere manier in leven laat, je door een slechte dood uit de weg geruimd zal worden: aan mij werd opgedragen erop toe te zien dat het kind op een eenzame plek gelegd is
Mitradates legt het probleem voor
Nadat de herder dit hoorde en terwijl hij het kind meenam ging hij over dezelfde weg terug en kwam hij aan bij de hut. Toen door goddelijk ingrijpen ook zijn vrouw beviel, die de gehele dag op het punt stond te bevallen, toen de koeherder naar de stad ging. Ze waren beiden bezorgd om elkaar. Aan de ene kant was hij bang wegens de bevalling van de vrouw, aan de andere kant was de vrouw bang omdat zij zich bezorgd afvroeg waarom Harpagus haar man liet komen, terwijl dat niet zijn gewoonte was. Toen hij, nadat hij teruggekomen was, was aangekomen, vroeg zij, omdat de vrouw hem onverwachts zag, eerder waarom Harpagus hem op deze manier dringend liet komen. Hij zei: ‘Vrouw, ik zag en ik hoorde, nadat ik in de stad aangekomen was, dingen die ik niet had moeten zien en die ook onze meesters niet hadden moeten overkomen. Het hele huis van Harpagus werd beheerst door rouw, maar terwijl ik erg schrok, ging ik naar binnen. Zodra ik naar binnenging, zag ik het kind, zichtbaar liggend, trappelend en krijsend, gekleed in een goud en kleurig geborduurde kleren. Toen Harpagus mij zag beval hij, nadat ik het kind gepakt had, zo snel mogelijk te vetrekken, terwijl ik het meenam en te plaatsen waar het het meest vol wilde dieren was in de bergen. Terwijl hij zei dat het Astyages was die dit aan me opdroeg, nadat hij veel gedreigd had als ik die dingen niet zou doen. En ik bracht het weg, nadat ik het had opgepakt, terwijl ik dacht dat het van iemand van de slaven was: want ik had niet kunnen vermoeden van wie het kind was. En ik was stomverbaasd toen ik zag dat het gekleed was in goud en kleding en bovendien over de rouw die duidelijk hoorbaar was in het huis van Harpagus. En direct vernam ik het hele verhaal onderweg van een dienaar die, terwijl hij mij begeleide tot buiten de stad, mij het kind overhandigde, namelijk dat het kind dus van Mandane, dochter van Astyages, en van Kambyses, zoon van Cyrus, was. En Astyages draagt op hem te doden: en hier is hij nu.
Cyno weet raad
Tegelijk dat de koeherder dat zei, haalde hij hem tevoorschijn en liet hem zien. Zodra ze zag dat het kind groot en mooi was, huilde ze en pakte ze zijn knie vast, terwijl ze smeekte om het kind onder geen beding op en een eenzame plek neer te leggen. Maar hij zei dat hij niet in staat was anders te handelen: want later komt er een spion van Harpagus langs terwijl hij controleert, en dat ik slecht zal sterven als ik deze dingen niet doe. Toen de vrouw haar man zo niet kon overreden, zei ze in tweede instantie dit: ‘Welnu ben ik niet in staat om jou te overtuigen om het kind niet te doden, jij zult zo doen, als het absoluut noodzakelijk is dat het gebaarde kind gedood word, want ook ik heb gebaard, ik baarde een dood kind, leg het neer, terwijl je het draagt, en laten wij het kind van de dochter van Astyages opvoeden alsof het van ons is: en zo zal jij niet worden betrapt op onrecht jegens de meester, en deze dingen zullen niet door ons besloten zijn. Want na de dood zal het een Koninklijke begrafenis krijgen en terwijl het nog in leven is zal zijn leven niet te gronde gericht worden.
Tien jaar later
Toen het kind 10 jaar oud was, bracht een dergelijke zaak, die met hem gebeurde, hem aan het licht. Hij speelde in dat dorp, waarin ook weidegronden waren, en hij speelde met andere leeftijdsgenoten op de weg. En de kinderen kozen, terwijl ze speelde, hem, zogenaamd degene van de koeherder, om koning te zijn van hen. Hij droeg aan sommigen op om huizen te bouwen, anderen lijfwachten te zijn, iemand van hen droeg hij waarschijnlijk op het oog van de koning te zijn, hij gaf als erefunctie aan weer iemand het binnenbrengen van boodschappen, aan ieder afzonderlijk een taak opdragend. Een van de kinderen met wie hij meespeelde, die het kind van Artembares was, een aanzienlijke man bij de Meden, hij deed namelijk niet wat hem opgedragen werd door Kuros. En hij beval de andere kinderen hem vast te pakken. Terwijl de andere kinderen gehoorzaamden behandelde Kuros het kind erg ruw door hem te geselen. Zodra hij werd losgelaten, omdat hij vond dat hij onwaardige dingen had geleden, was hij behoorlijk boos, nadat hij was afgedaald naar de stad, klaagde hij luid bij zijn vader over de dingen die hij ondervonden had door Kuros, terwijl hij niet (de naam) van Kuros zei, (want die was toen nog niet zijn naam), maar over de zoon van de koeherder van Astyages. Nadat Artembares, woedend als hij was, naar Astyages was gegaan en tegelijkertijd zijn kind meenam, zei hij zeer schandalige zaken te hebben geleden, zeggende: ‘Koning, door uw slaaf, door het kind van een koeherder zijn wij zo erg mishandeld, terwijl hij de schouders van zijn zoon liet zien.
De ontmoeting
Toen Astyages dat gehoord en gezien had, omdat hij wilde opkomen voor de jongen omwille van de hoge functie van Artembares, ontbood hij de koeherder en de jongen. Toen beiden er waren keek Astyages naar Kuros en zei: ‘Jij durfde dus, terwijl je de zoon bent van hem daar die van eenvoudige komaf is, de zoon van deze man hier, die bij mij de eerste rang bekleedt, met zo’n schandalige mishandeling te behandelen?’ Hij antwoordde als volgt: ‘O heer, ik heb hem dat met recht aangedaan, want de jongens uit het dorp, waarvan ook deze er een was, kozen me als koning over henzelf, terwijl ze speelden: want ik leek hen het meest geschikt daarvoor te zijn. De andere kinderen voerden de bevelen uit, maar hij was ongehoorzaam en trok zich nergens iets van aan. Totdat hij straf kreeg. Als ik dan straf verdien vanwege deze dingen, hier ben ik aanwezig voor je.
De herkenning
Terwijl de jongen deze dingen zei kwam er herkenning van hem op bij Astyages, en zijn gelaatstrekken schenen overeen te komen met die van hemzelf en zijn antwoord scheen hem nogal vrijmoedig te zijn, en de tijd van het op een verlaten plek neerleggen scheen overeen te komen met de leeftijd van het kind. Omdat hij hierdoor hevig geschrokken was, was hij een tijd sprakeloos, nadat hij eenmaal tot zichzelf kwam, na veel moeite, zei hij, terwijl hij Artembares wilde wegsturen, opdat hij de koeherder aan een verhoor kon onderwerpen, nadat hij hem in de greep hield: ‘Artembares, ik zal dit doen zodat jij en je kind niets te klagen zullen hebben.’ Hij stuurde Artembares dus weg, de dienaren brachten Kuros naar binnen, nadat Astyages dat opgedragen had. Nadat de koeherder dus helemaal alleen achtergebleven was, vroeg Astyages dit aan hem, waarvandaan hij het kind had gepakt en wie de gever was. En hij zei dat hij uit hemzelf geboren was en dat de baarster van hem nog bij hem was. Astyages zei dat hij niet goed nadacht als hij ernaar verlangde naar grote folteringen te gaan, terwijl hij dit zei gaf hij een teken aan zijn lijfwachten om hem te pakken. Terwijl hij zo naar de martelingen gebracht werd, vertelde hij zo het ware verhaal. Terwijl hij begon bij het begin, vertelde hij, terwijl hij de waarheid gebruikte, het hele verhaal en hij eindigde met smeekbede en terwijl hij aanspoorde dat hij hem vergiffenis schonk.
Harpagus vertelt het hele verhaal
Astyages besteedde al minder aandacht aan hem, nadat de koeherder de waarheid onthuld had, en terwijl hij heel er boos was op Harpagus beval hij zijn lijfwachten hem te roepen. Toen Harpagus aanwezig bij hem was, vroeg Astyages aan hem: ‘Harpagus, op welke manier van doden heb je het kind gedood dat ik jou overhandigde en dat geboren werd uit mijn dochter?’ Toen Harpagus zag dat de koeherder binnen was sloeg hij de leugenachtige weg niet in, zodat hij niet betrapt zou worden, wanneer hij ondervraagd wordt, en zei het volgende: ‘Koning, toen ik het kind aannam, dacht ik na, terwijl ik bekeek op welke manier ik het overeenkomstig met uw wens kon doen en ik, terwijl ik voor u onschuldig was, niet in de ogen van uw dochter en in die van uzelf een moordenaar zou worden. Ik doe het als volgt: nadat ik deze herder geroepen had, geef ik hem het kind, terwijl ik zeg dat u het bent die hem beveelt het te doden. En terwijl ik dit zei, loog ik niet: want u hebt het zo opgedragen. Maar ik geef het aan hem met deze bedoeling, nadat ik heb opgedragen het weg te leggen op een verlaten berg en het te bewaken, terwijl hij erbij blijft, totdat het zal sterven, nadat ik hem met allerlei dingen heb bedreigd, wanneer hij deze dingen niet volledig zou doen. Toen, nadat hij deze opgedragen dingen had gedaan het kind gestorven was, nadat ik de betrouwbaarsten van mijn dienaren gestuurd had en het zag door hun ogen en ik begroef hem. Zo was het, koning, rond die zaak, met een dergelijke dood is het kind gedood.