Hellenike > Boek 2
Hoofdstuk 4, tekst D
1 Kijk rapsode, zie je het? O wat een brutaliteit2 Want de man zit op een altaar, omdat hij smekeling is
3 Maar de dienaar sleept hem weg, en de man houdt zich vast aan het altaar
5 En hij ropt de goden te hulp, o stad, o stad
7 Brengt de man weg uit de tempel, omdat hij een spartaan is!
8 Hij roept de goden te hulp
9 Maar de vreemdeling houdt zich vast aan het altaar, Saturnus
10 Hak zijn handen eraf
12 Ik roep jullie om hulp, mannen
13 De vreemdeling roept ons te hulp
14( de rapsode houd zich stil en zegt tenslotte)
15 Houd je ook stil, dikaiopolis, en stop met jammeren en doe helemaal niets
17 Zie jij niet dat de dienaren dolken hebben?
18 (stopt niet met de goden te hulp roepen)
19 O Goden, zie hoe ik lijdt
20 (De dienaren brengen hem die de goden te hulp roept weg)
21 Stop de goden te hup te roepen, man
22 En jullie, dienaren, breng de man naar de andere spartanen
24 Brengen jullie, atheners, degenen die vluchten naar de tempel weg?
25 Doden jullie de smekelingen?
26 Jullie zijn blijkbaar onrechtvaardig wat betreft de mensen en goddeloos wat betreft de goden
27 Maar wie is die vreemdeling?
28 Toevallig is hij een gezant...................
29 Wat zeg je, een gezant? Dood jij gezanten?
30 En een gezant gaat toevallig naar de grote koning
31 en blijkbaar hou jij van de spartanen
32 Dus zwijg en stop met jammeren om de spartanen
33 (de dienaren brengen de spartanen weg naar de agora en de vreemdeling stopt niet met duidelijk maken dat hij lijdt door de atheners)
35 het is duidelijk dat de goden de man haten
36 Want zij doden hem hoewel hij een gezant en een smekeling is
37 De goden straffen hem ongetwijfeld
38 Wegens zijn voorouders en de overmoed van zijn voorouders
39 Maar wat ondergaat onze stad, wat gebeurt er?
40 De oorlog is blijkbaar een geweldadige leraar, rapsode.
41 Want in vrede gebeurt dat niet