Hellenike > Boek 3
Hoofdstuk 9, tekst A: Een plan
L. (Lysistrate, die een Atheense vrouw is, zegt, nadat zij naderbij is gekomen): Hopen jullie, vrouwen, samen met mij een einde te (zullen) maken aan de oorlog? Want jullie weten goed, dat wij, nadat we een einde gemaakt hebben aan de oorlog, de vrede weer zullen zien.M. Myrrine, die bevriend is met [/een vriendin is van] Lysistrate, is het (daarmee/met haar) eens:
Bij Zeus, ik zou graag de vrede (willen) zien, nadat ik een einde heb gemaakt aan de oorlog.
K. (Ook Kleonike, die (toevallig) een andere vriendin is, is het (daarmee/met haar) eens):
Ook mij schijnt het goed toe een einde te maken [/een einde gemaakt te hebben] aan de oorlog. Maar hoe is dat ons, de vrouwen, mogelijk? [/Maar hoe kunnen wij dat doen, aangezien wij vrouwen zijn?]
Heb jij een (of ander) plan?
9 Want de mannen, die de gevechten leveren, moeten, nadat ze een einde hebben gemaakt aan de oorlog, een vredesverdrag sluiten: [/Want het is nodig/noodzakelijk dat de mannen...]
11 L. Ik kan [/zal] het (wel) zeggen. Want ik hoef niet te zwijgen. Maar, vrouwen, als wij werkelijk van plan zijn de mannen te dwingen in vrede te leven, dan moeten wij ons onthouden van...
15 M. Waarvan? Wat is het plan? Zeg (dat) wat je in gedachten hebt [/wat je van plan bent]
L. Zullen jullie dan doen wat ik opdraag [/verzoek]?
M. Wij zullen alles doen wat jij opdraagt.
L. Welnu, wij moeten ons onthouden van de dingen van Aphrodite (= sexuele gemeenschap). (Nadat de vrouwen de woorden die Lysistrate gesproken had gehoord hadden, begonnen zij allemaal weg te gaan.)
Waar gaan jullie heen? Waarom huilen jullie?
Zullen jullie wel of niet doen wat ik opdraag? Of wat zijn jullie van plan?
M. Ik kan dat wat jij zegt niet doen, Lysistrate.
K. Bij Zeus, ik ook niet. Draag me op door (het) vuur te lopen. Dat zou ik liever willen doen dan me onthouden van (de) sex. Want niets is gelijk aan [/haalt het bij] sex, lieve Lysistrate. Ik zou het absoluut nooit kunnen doen.
L. Hoe zit het met jou? Zou jij kunnen [/willen] doen wat ik opdraag?
M. Ook ik zou liever door (het) vuur willen lopen. Nee, bij Zeus. Ik kan het niet.
33 L. Kan dan geen enkele vrouw doen wat ik opdraag? Maar jij, lieve Spartaanse, kun jij het met mij eens zijn? Want zo zouden we de zaak nog kunnen redden.
36 La. Het is voor ons moeilijk zouder sex te slapen. Maar hte is nodig dat we een einde aan de oorlog maken en vervolgens in vrede leven. Ik kan het met jou eens zijn. [/Ik kan met jou instemmen.]
L. Jij (bent voor mij de) liefste en als enige van die (vrouwen) een (echte) vrouw [/de enige vrouw van/onder hem].
M. Als (aan) jullie dat werkelijk goed toeschijnt [/Als jullie dat echt goed vinden], dan schijnt dat ons ook goed toe.