Hellenike > Boek 3
Hoofdstuk 8, tekst F: De voorbereiding
Bd. Bevalt alles jou, vader? Zeg mij dat eens.Ph. Werkelijk alles bevalt mij.
Bd. Ga dan zitten, vader. Kijk: ik roep de eerste rechtszitting (/het eerste proces) af. Roep niet de rechtszitting af, jongen, maar luister.
5 Bd. Goed, ik luister. Wat zeg je? Vooruit, vader, spreek!
Ph. Waar zijn de stemurnen? Want ik kan mijn stem niet uitbrengen zonder de stemurnen. (de oude man begint weg te rennen.)
10 Bd. Hé, jij daar! Waar haast jij je heen?
Ph. Ik ren weg voor (/wegens) de stemurnen.
Bd. Ga niet weg, maar gehoorzaam mij en luister (naar mij), vader.
Ph. Maar, jongen, ik moet na de stemurnen gezocht te hebben mijn stem uitbrengen (/... ik moet de stemurnen zoeken en vervolgens mij stem uitbrengen).
15 Vooruit, laat me (begaan/doen).
(hij begint opnieuw te rennen.)
Bd. Houd de weg te rennen, vader, aangezien ik de bekers (toevallig) heb. Ga dus niet weg!
21 Ph. Mooi (/goed). Want alle spullen van de rechtbank zijn aanwezig... Behalve...
Bd. Zeg het! (Behalve) wat?
25 Ph. Behalve de waterklok. Waar is de waterklok? Breng mij die!
Bd. Kijk. (hij laat de po van zijn vader zien.) Zeg (mij eens): wat is dit dan? Houd je deze po niet voor de beste waterklok?
30 Alles is nu aanwezig.
Bd. Ga dus zitten, vader, en houd op je zorgen te maken.
35 Luister, slaven, en gehoorzaammij en breng het vuur naar buiten. En jullie moeten tot alle goden bidden, en nadat jullie hebben gebeden, de aanklacht uitspreken. (nadat zij het vuur naar buiten hebben gebracht, gaan alle slaven weg, en de aanwezigen bidden tot de goden.)