Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fortuna > Boek 3

Hoofdstuk 4, tekst 5C: De vlucht

Iemand zag hen terwijl hij met een trillende hengel aan het vissen was, of een herder die op een stok leunde of een boer die op een ploegstaart leunde en hij stond versteld. Hij dacht dat het goden waren, omdat ze de lucht konden raken. Reeds hadden ze aan hun linkerkant het aan Juno geweide Samos en lieten ze Delos en Paros achter zich. Ze hadden aan hun rechterkant Lebinthos en Calymnos, dat rijk was aan honing, toen de jongen zich begon te verheugen in een stoutmoedige vlucht. Hij liet zijn gids achter en, aangetrokken door een verlangen naar de hemel, legde hij een hogere weg af. De nabijheid van de gloeiende zon maakt de welgeurende was, het bindsel van de veren, zacht en de was smolt weg. Hij sloeg met zijn armen, maar zonder vleugels vond hij geen steun op de luchtstroom. De monden die de naam van de vader roepen werden in het donkerblauwe water opgenomen dat zijn naam van hem kreeg, nl. Icarus. Maar de ongelukkige vader, reeds geen vader meer, zei: "Icarus. Icarus waar ben je?"zei hij. "In welke streek moet ik je komen zoeken?" zei hij. Hij bekeek de veren in de golven en vervloekte zijn kunsten en hij zette het lichaam bij in het graf. En het land werd naar diegene die er begraven lag genoemd.

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.338

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18