Fortuna > Boek 3
Hoofdstuk 4, tekst 2C: Echo verliefd (370-389)
370 Dus wanneer zij Narcissus over de afgelegen velden heft zien dwalen en is begonnen te gloeien van liefde, volgt zij stilletjes zijn voetsporen, en hoe meer zij hem volgt, hoe meer zij door de dichterbij komende vlam heet wordt, net zoals wanneer de licht ontvlambare zwavel, gesmeerd op uiteinden van fakkels, de erbij gebrachte vlammen grijpt.375 O hoe vaak heeft zij hem -niet- willen naderen met lieve woorden en vriendelijke smeekbeden willen aanheffen, -maar- haar natuur belet het en laat niet toe dat zij begint. Maar wat zij -=natura- -wel- toelaat: zij staat klaar om de klanken af te wachten, waarop zij haar woorden kan laten weerklinken.
Toevallig had de jongen, afgedwaald van de trouwe stoet van metgezellen,
380 gezegd: "Is er soms iemand aanwezig" en Echo had "is aanwezig" geantwoord. Hij blijft stokstijf staan en wanneer hij zijn blik naar alle kanten laat gaan, roept hij met luide stem: "Kom" -en- zij roept hem die roept.
Hij kijkt om en terwijl er opnieuw niemand komt, zegt hij: "Waarom vlucht je voor me" en zoveel als hij zei, evenveel woorden kreeg hij terug.
385 Hij volhardt en bedrogen door de echo van de antwoordende stem, zegt hij: "Laten we samenkomen" en zij geeft gevolg aan haar -eigen- woorden en nadat ze het bos heeft verlaten ging ze -naar hem toe- om haar armen om de begeerde hals te slaan.