Fortuna > Boek 3
Hoofdstuk 1, tekst 2D: God schept de vrouw (2.18-25)
Ook zei Heer God:Het is niet goed voor een mens dat die alleen is, laten wijvoor hem een hulp maken gelijk aan hem. Dus toen alle levende zielen van de
aarde en alle vogels des hemels gevormd waren uit de aarde, toen bracht Heer God
hen naar Adam, om te zien, hoe hij ze noemde en iedere naam, die Adam noemde van
de levende ziel, dit is zijn naam. En Adam noemde alle wezens met zijn namen
en alle vogels des hemels en alle wilde dieren van de aarde. Er werd geen helper
gevonden voor Adam die gelijk aan hem was. Dus Heer God bezorgde een diepe slaap
aan Adam. En toen hij ingeslapen was, nam hij een van de ribben van hem en vulde
deze op met vlees, in plaats hiervan. En Heer God maakte de rib die hij had
gepakt van Adam, tot een vrouw. En hij bracht haar naar Adam. En Adam zei:
Dit nu is een bot uit mijn botten en vlees van mijn vlees. Deze zal mannin
worden genoemd, aangezien zij uit de man genomen is. Vanwege hem zal een mens
zijn vader en moeder verlaten, en zal hij!
bij zijn echtgenoot blijven, en de twee zullen tot een vlees zijn. Beiden
waren echter naakt, Adam en zijn echtgenoot, en zij schaamden zij niet.