Fortuna > Boek 3
Hoofdstuk 16, tekst 4E: De christenen als zondebok
1 Maar niet door menselijke hulp, niet door vrijgevigheid van de keizer of door middelen om de goden te verzoenen verdween de schande (zodat kon worden voorkomen) dat geloofd werd/men geloofde dat de brand bevolen was. Dus om het gerucht uit de wereld te helpen wees Nero hen als schuldigen aan en strafte hen met de meest geraffineerde straffen, (hen) die, gehaat om hun schanddaden, het volk christenen noemde. De gever van deze naam, Christus, was toen Tiberius keizer was door procurator Pontius Pilatus met de doodstraf bestraft;5 het verderfelijke bijgeloof, dat voorlopig de kop is ingedrukt, stak weer de kop op, niet alleen in Judea, de oorsprong van dit kwaad, maar ook in de stad (Rome), waarheen al het gruwelijks of schandelijks van alle kanten samenstroomt en in praktijk wordt gebracht. Dus zijn eerst zij opgepakt, die bekenden (dat ze christenen waren), daarna werd op aangifte van dezen een geweldige menigte, schuldig bevonden, niet zozeer aan de aanklacht van de brand, alswel aan haat jegens het mensdom. Voor de terechtgestelden zijn vernederingen toegevoegd, zodat ze bedekt met de huiden van wilde dieren door het verscheuren van honden omkwamen, ofwel, aan kruisen vastgespijkerd, werden ze, toen het daglicht ontbrak/verdween, als nachtelijke verlichting verbrand. 10 Nero had voor dit schouwspel zijn park aangeboden/ter beschikking gesteld en hij organiseerde een paardenrace, terwijl hij met de kledij van een wagenmenner zich onder het volk mengde en op een renwagen stond. Dientengevolge ontstond medelijden, hoewel voor hen die schuldig waren en de ergste straffen verdienden, omdat men meende dat ze niet vanwege het algemeen belang, maar met het oog op de wreedheid van één werden omgebracht.