Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fortuna > Boek 3

Hoofdstuk 15, tekst 2: De genoegens van de winter

Zie jij, hoe de Soracte, wit van de hoog opgetaste sneeuw, staat en hoe de zwoegende bomen hun last niet meer dragen en hoe de door de felle vorst de rivieren bevriest. Verdrijf de kou door hout op de haard te leggen in overvloed en haal royaler dan anders de vier jaar oude wijn uit een Sabijnse kruik te voorschijn, O Thaliarche. Laat de andere dingen over aan de goden, zodra zij immers de winden hebben tot rust laten komen op de bruizende zee, hevig tegen elkaar strijdend, en noch cipressen, noch oude essen worden heen en weer geschud.

Wat morgen zal zijn, moet je ophouden te zoeken, en beschouw iedere dag die lot zal geven, als winst, wijs de zoete liefdes niet af nu je nog jong bent, evenmin reidansen, zolang als je in de bloei van je leven bent en ver weg van de grijze knorrigheid. Laten nu het Campus Martius en de pleinen en het zachte gefluister bij het vallen van de nacht bezocht worden, op het afgesproken uur, laat nu ook vanuit een diepe hoek het lieflijke gelach opgezocht worden dat verraadt dat een meisje zich schuilhoudt en een onderpand losrukt van haar arm of vinger die weinig tegenstribbelt.