Fortuna > Boek 3
Hoofdstuk 12, tekst 7C
De tengere en te weinig aan het moreel juiste vasthoudende ziel moet aan hetvolk worden onttrokken, men loopt gemakkelijk (gemakkelijker) over naar de
velen. Aan Socrates en Cato en Laelius zou de massa die (van hen) verschilt
hun karakter/standvastigheid kunnen ontnemen: zoveel te meer kan niemand van
ons, die juist nu het verstand ontwikkelen, een aanval verdragen van fouten
die in zo grote hoeveelheid (op ons af)komen.
Één voorbeeld van luxe en hebzucht doet (al) veel kwaad, een decadente
tafelgenoot maakt (ons) geleidelijk aan krachteloos en week, een rijke buur
wekt de begeerte op, een slechte metgezel, hoe blank en argeloos hij ook is,
wrijft ons zijn verderf aan, wat geloof je dat er met deze gewoontes
gebeurt, waarop in het openbaar een aanval is/wordt gedaan?