Fortuna > Boek 3
Hoofdstuk 12, tekst 6C
1 'Slaven hebben mij verlaten.' Zij hebben een ander geplunderd, zij hebben een ander aangeklaagd, een ander gedood, een ander verraden, een ander bespot, een ander met vergif, weer een ander met laster belaagd: alwat jij zou kunnen zeggen (noemen), is velen overkomen en zal onafgebroken overkomen.Veel en uiteenlopend zijn de dingen die op ons worden afgeschoten: sommige zijn aan ons vastgehecht, sommige maken een trillende beweging en op hetzelfde moment komen ze (op ons af), sommige die voor anderen bestemd zijn, scheren langs ons.5 Laten wij ons over niets van die dingen verwonderen waartoe wij geboren zijn, waarover niemand zich daarom moet beklagen, omdat zij voor allen gelijk zijn. Jazeker, zij zijn gelijk; want ook wat iemand ontvlucht heeft, had hij kunnen ondervinden. Gelijk recht echter is niet wat allen ervaren hebben, maar wat voor allen is ingesteld. Laat evenwichtigheid aan de geest worden opgedragen en laten wij wat wij aan de sterfelijkheid verschuldigd zijn zonder klacht betalen.