Fortuna > Boek 3
Hoofdstuk 10, tekst 4G: Terechtstelling van de samenzweerders (55)
1 Nadat de senaat zich had aangesloten bij het voorstel van Cato, beval de consul, menend dat het beste om te doen was om de nacht die volgde niet af te wachten, om te voorkomen dat in die tijd onrust werd veroorzaakt, de driemannen die dingen voor te bereiden die een doodstraf vereiste. Zelf bracht hij, na overal garnizoenen te hebben neergezet, Lentulus naar de gevangenis. Hetzelfde gebeurde met de anderen via de pretoren. Er is in de gevangenis, die Tullianum wordt genoemd, een plaats, wanneer je een beetje naar linkst omhoog zult zijn gegaan/gaat, ongeveer vier meter5 onderaards. Deze (plaats) beveiligen aan alle kanten muren en erboven een gewelf, met stenen bogen gevoegd. Maar door verwaarlozing, duisternis, (en) stank is de aanblik ervan afschuwelijk en verschrikkelijk. Nadat Lentulus in deze plaats is neergelaten/ (naar beneden) gestuurd, hebben de beulen, aan wie het was opgedragen, zijn keel met een strop gebroken/hem opgehangen. Zo heeft die patriciƫr uit de zeer aanzienlijke familie der Cornelii, die het consulair gezag in Rome had gehad, een levenseind gevonden, zijn karakter en daden waard. Op dezelfde wijze is de doodstraf voltrokken aan Cethegus, Statilius, Gabinius, (en) Caeparius.