Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fortuna > Boek 2 nieuwe druk

Hoofdstuk 27, tekst B: Een angstige nacht.

Wij gaan zitten en er is een donkere nacht zoals in (af)gesloten plaatsen, wanneer/nadat het licht is uitgedoofd. Wij horen het gehuil van vrouwen, het hulpgeroep van kinderen en het geschreeuw van mannen: sommigen zochten met hun stemmen hun ouders, anderen hun kinderen, (weer) anderen hun echtgenoten , (en) probeerden ze te herkennen aan hun stemmen. Er waren mensen die uit vrees voor de dood / (om) de dood smeekten: 'O goden, mogen wij nu sterven.' Velen hieven hun handen op naar de goden, terwijl ze smeekten: 'O goden, mogen jullie ons redden.' Meerderen zeiden dat nergens meer enige goden waren en dat dit de eeuwige nacht voor de wereld was. Ook niet afwezig waren zij, die met verzonnen angsten de werkelijke gevaren vergrootten. Veel en zware as valt. Wij slaan deze weg, terwijl we dikwijls opstaan, om te voorkomen dat wij worden bedekt en door het gewicht worden doodgedrukt. Ik heb niet gehuild, niet geschreeuwd, niet geklaagd om de zo grote gevaren, want ik geloofde dat ik samen met allen, dat alles samen met mij om zou komen. Eindelijk verdween die mist: snel is er een echte dag, toch schijnt een vale zon. Alles is bedekt met een hoge/dikke as, als met sneeuw. Teruggekeerd in Misenum brachten wij een onzekere nacht door met hoop en vrees, terwijl wij een bericht over oom afwachtten. Later zijn vrienden gekomen, die ons berichtten dat zijn lichaam ongedeerd was gevonden: de houding van zijn lichaam was niet gelijk aan/leek niet op een dode, maar op een slapende.

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.338

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18