Fortuna > Boek 2
Hoofdstuk 27, tekst C - taaloefening B
1. Jullie bidden altijd tot de goden.2. De gladiatoren meende niet te kunnen vluchten en begonnen het gevecht.
3. Caligula vreeste dat hij gedood werd.
4. De onderbevelhebber leidde, omdat hij een hinderlaag aan de vijand vreesde, het leger naar het legerkamp.
5. Wij zien de gladiatoren het theater binnen gaan.
6. Gladiator, volg mij!
7. Zelf hoorde ik de kleizer, 'of niet', antwoorden..
8. Vrezend dat de gelegenheid om te vluchten voorbij was gegaan, volgden alle gladiatoren snel de leider.
9. 'Soldaten, val aan', zei de keizer.
10. Toen de zon opkwam verliet ik het huis. Midden in de nacht keerde ik uiteindelijk terug.
11. Ik zag vele soldaten om ons heen staan.
12. 'Spreek', zei de rechter tegen de zwijgende man.