Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fortuna > Boek 2

Hoofdstuk 21, tekst A: De samenzwering (versie 2)

Tekst 21A
Die Catalina beval die jongemannen die hij rondom zich had, weldra andere grote misdaden. Hij droeg hen ook op, dat zij mensen op de wegen zonder regen omsingelden en doodden. Toen besloot hij met zijn vrienden en makkers ook de staat te overvallen. Daarna heeft hij allen die het meest wanhopig en het meest onverschrokken waren, bijeengeroepen naar zijn huis. Er waren bovendien vele jongemannen van edele afkomst die liever onzekere dingen in plaats van zekere dingen wilden en oorlog dan vrede. Toen ze samengekomen waren, hield Catalina zijn redevoering op deze manier: “Makkers, ik heb vernomen dat jullie vroeger dapper en trouw aan mij waren. Daarom durf ik met jullie een grote en mooie daad te beginnen, die tegelijkertijd dezelfde dingen voor jullie als voor mij zijn, goed en slecht. Want hetzelfde willen en hetzelfde niet willen, dat is pas echte vriendschap. Makkers, ontvang deze plannen van mij. Nadat de staat in handen van weinigen is geraakt, is alle dank, macht, eer, rijkdom van hen. Wie van de mensen kan verdragen dat rijkdom voorhanden is aan hen, maar dat aan ons armoede is? Jullie hebben vrijheid gewenst, bovendien ook rijkdom, eer, roem: als geschenk voor de overwinning stelde het lot alles in het vooruitzicht. Ik zal dit zelf bereiken met jullie, tenzij jullie liever willen dienen, dan bevelen.” Het gerucht was dat Catalina, toen hij deze redevoering hield, zijn makkers een eed had afgenomen. Ze zeiden dat zij menselijk bloed, vermengd met wijn hadden gedronken, opdat onder hen, grotere trouw was.

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.338

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18