Fortuna > Boek 1
Hoofdstuk 4, tekst C - taaloefening
A:1. Wie heeft grote roem?
2. Het meisje wandelt als enige bij het grote bos.
3. De godin is boos wanneer ze de ware oorzaak verneemt.
4. Boos stuurt de koningin haar zoon naar Italë.
5. Hij verlaat blij de tempel.
6. De moeder denkt bang: 'Waar is mijn mooie dochter?'.
B:
1. obscuram - Mars ziet het meisje bij de donkere rivier.
2. iratum - Rea Silvia maakt Amulius boos.
3. timida - Silvia is erg bang.
4. magnus - Wie is de grote man?