Fortuna > Boek 1
Hoofdstuk 16, tekst C (versie 1)
Het gejammer van vrouwen werd niet alleen vanuit de huizen gehoord, maar ook rennen overal vandaan vrouwen des huizes de straat op rond de tempels der goden, heffen hun handen ten hemel en bidden om de barmhartigheid der goden. De bestuurders zetten soldaten op het Capitool, op de muren en rond de stad.Intussen kwam Fulvius Flaccus, de Romeinse veldheer, met zijn leger Rome binnen en sloeg midden in de stad zijn kamp op. Hannibal verlegde zijn kamp tot op drie mijl van Rome. Zelf kwam hij met veel ruiters tot aan de stad, omdat hij de ligging van de stad wilde bekijken.
Fulvius Flaccus kon het niet uitstaan dat Hannibal voor de poorten stond en beval zijn ruiters de vijand daar weg te jagen.
De volgende dag leidden Hannibal en de Romeinen hun troepen naar het slagveld. Maar een geweldige regenbui stichtte verwarring in beide slaglinies en de Romeinen en de vijanden trokken zich terug in hun kamp. De volgende dag verhindert het weer opnieuw het gevecht. Hannibal riep uit dat de goden en het lot hem niet gunstig gezind waren. Verminderd werd zijn hoop ook door twee andere zaken, een kleine en een grote. De grote zaak [was], dat hij hoorde dta de Romeinen hulptroepen naar Spanje hadden gestuurd. De kleine daarentegen, dat hij van een krijgsgevangene hoorde dat het terrein waarop hij zelf zijn kamp had, verkocht was, maar dat de prijs van het terrein niet verlaagd was. Dus had zijn aankomst de Romeinse kooplieden niet bang gemaakt. Hannibal vond dit een arrogant en beledigend gedoe. Een Romeinse koper had het terrein dat hij zelf had ingepalmd en in bezit had, gekocht ! Daarom besloot hij teleurgesteld van Rome weg te gaan.