Fabulae
Hoofdstuk 8, oefening 76
1 sanant : zij genezen2 arce : weer af
3 supersum : ik ben over
4 oramus : wij bidden
5 stupetis : jullie staan versteld
6 effodite : graaf uit (mv imperatief)
7 ardet : het brandt
8 itis : jullie gaan
9 soles : jij bent gewoon
10 strepere : lawaai maken
11 docent : zij onderwijzen
12 certatis : jullie strijden
13 redite : keer terug (mv imperatief)
14 fulgere : schitteren
15 surge : sta op
16 revocas : jij roept terug
17 exerceo : ik oefen
18 vertit : hij keert
19 terrent : zij maken bang
20 abis : u gaat weg