Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fabulae

Hoofdstuk 47, oefening 243: Wee de overwonnenen!

Volgens de overlevering is in het jaar 753 voor Christus de stad Rome gesticht. Nadat de koningen verdreven waren, is in het jaar 244 AUC (ab urbe condita ; 509 v.Chr.) de republiek gegrondvest. In het jaar 260 AUC (494 v.Chr.) is de plebs uitgeweken naar de Heilige Berg.
Na de episode van de uittocht van de plebs hebben de Romeinen de oorlogen met de Etrusken hernieuwd. Toen zij na een lang beleg de Etruskische stad Veii niet in konden nemen, is in het jaar 358 AUC (396 v.Chr.) M. Furius Camillus tot dictator benoemd. Hij, getransformeerd tot bevelhebber, heeft alles plotseling anders aangepakt. (letterlijk: De bevelhebber, veranderd zijnde, heeft alles plotseling veranderd.) Nog in datzelfde jaar nam hij de stad in met een tunnel die naar de burcht van Veii leidde. Ja zelfs heeft ook Falerii, een andere stad van de Etrusken, zich onder Romeins gezag gesteld, toen zij door Camillus belegerd werd.
En in het jaar 363 AUC is er door een zekere plebejer in de stilte van de nacht een stem gehoord, helderder dan een menselijke stem, die opdracht gaf aan de magistraten te vertellen dat er Galliërs naderden. Maar die man van lage afkomst werd door allen genegeerd. Bovendien was M. Furius, de grootste legeraanvoerder op dat moment, door de senaat en het Romeinse volk gestraft met verbanning, omdat hij bij het beleg van Veii de Apollo van Delphi plechtig een tiende deel van de buit had beloofd.
Het jaar daarop kwamen er echter gezanten vanuit Clusium, die om hulp tegen de Galliërs kwamen vragen. Men geloofde dat dit volk de Alpen overgestoken was voor de genoegens van graan en vooral wijn. Zij hadden zich reeds van een groot deel van Italië meester gemaakt. Toch weigerden de Romeinen de Etrusken te hulp te komen. Vanuit Clusium trokken de woeste Galliërs regelrecht naar Rome op. Men was reeds gekomen tot aan de elfde mijlpaal, vanaf de stad gerekend, waar de rivier de Allia uitmondt in de Tiber. Daar stelden de militaire tribunen een zo breed mogelijke slaglinie op, opdat die niet door een massa vijanden omsingeld kon worden. Maar spoedig had een zo grote angst de gemoederen bevangen, dat een nog groter deel naar Veii vluchtte dan naar Rome.
De Galliërs stonden versteld over het mirakel van een zo onverwachte overwinning. Eerst vreesden ze een valstrik, vervolgens verzamelden ze de oorlogsbuit en daarna tenslotte kwamen ze, hun weg vervolgend, voor zonsondergang bij de stad Rome aan.
De paniek bij de Romeinen was die nacht enorm. Er was geen hoop dat de stad door een zo kleine, achtergelaten legermacht verdedigd kon worden. Men besloot daarom de dienstdoende jongelingschap en de senaat samen met echtgenotes en kinderen te concentreren in de Citadel en op de Capitolijn en daar goden, mensen en de Romeinse naam te verdedigen. De rest van de mensenmassa van burgers evenwel, die door een zo kleine heuvel niet kon worden opgenomen en gevoed bij een zo groot gebrek aan graan, ging vanuit de stad, in één lange colonne als het ware, naar de Janiculum en vandaar door de akkers naar de naburige steden.
De volgende dag zijn de Galliërs, daar de Collijnse poort openstond, de stad binnengetrokken. Ze bereiken het Forum en richten hun blik op de heiligdommen der goden en de Citadel. Gedurende enige dagen plunderen ze tempels en huizen en steken die, eenmaal leeggeroofd, in brand.
Intussen kwamen te Veii de Romeinen weer op krachten (letterlijk: groeiden de krachten van de Romeinen), maar het zich herstellende leger miste een aanvoerder.
Toen vonden allen het goed dat Camillus teruggeroepen werd. Onder groot gevaar moest een bode oversteken tussen de wachtposten van de vijanden door, opdat de senaat geconsulteerd werd. Toen is op de Capitolijn Camillus door de senaat uit zijn ballingschap teruggeroepen om tot dictator benoemd te worden. Er zijn gezanten naar Ardea gestuurd om Camillus naar Veii te ontbieden.
Toen de Galliërs echter zagen dat er tussen de ruïnes van de stad, afgezien van gewapende vijanden, niets over was, besloten zij een aanval op de Citadel te doen. De Romeinen lieten echter toe dat zij omhoog klommen, om hen des te gemakkelijker naar beneden te kunnen werpen. Maar toen bepaalde Galliërs een rots hadden ontdekt, geschikt om te beklimmen, hebben zij 's nachts, terwijl de een de ander omhoog tilde, de top van de burcht bereikt in zo'n grote stilte, dat zij niet alleen de wachters verschalkten maar zelfs de honden niet wakker maakten. De ganzen echter, die ondanks het zeer grote gebrek aan voedsel niet opgegeten werden omdat ze Juno toegewijd waren, konden niet misleid worden. Dit was voor de Romeinen hun redding. Gewekt door het lawaai van de vogels greep M. Manlius zijn wapens en vuurde tegelijkertijd de overigen aan. Hij wierp een Galliër die zich reeds in de Citadel had opgesteld, naar beneden. De volgende dag is de wachtpost die al slapende de Galliërs niet had opgemerkt, eveneens van de rots geworpen.
Honger echter kwelde de Romeinen zodanig, dat zonder twijfel allen in de Citadel spoedig zouden omkomen. Terwijl daarom de dictator troepen van Veii naar Rome leidde, wilde op de Capitolijn het leger, vermoeid van het wachtlopen en de doorwaakte nachten en vooral gedwongen door zeer grote honger, met Brennus, de koning van de Galliërs, over vrede onderhandelen. De senaat gaf de onderhandelingen in handen van de militaire tribunen. Terwijl echter een enorm losgeld aan goud, dat door Brennus geëist werd, afgewogen werd, haalden de Galliërs er ondeugdelijke gewichten bij. De Romeinen weigerden die, maar Brennus voegde zijn zwaard toe aan het totale gewicht, terwijl hij tegen de Romeinen de zeer schandelijke woorden 'Wee de overwonnenen!' uitsprak.
Maar goden en mensen hebben verhinderd dat er Romeinen met goud werden vrijgekocht. Want voordat al het goud gewogen is, arriveert de dictator. Hij beveelt dat het goud weggedragen wordt en deelt de Galliërs mede zich gereed te maken voor de strijd. Hij stelt de slaglinie op en beveelt zijn mensen het vaderland te herwinnen met het zwaard, niet met goud. De Galliërs grijpen de wapens en verzetten zich tegen de Romeinen, meer in razernij dan met beleid. Zo zijn ze overwonnen en uit de stad verdreven. Na de Galliërs achtervolgd te hebben, is de triomferende dictator naar de stad teruggekeerd. Met lofprijzingen die volstrekt niet onverdiend waren, werd hij Romulus genoemd, Vader des vaderlands en de tweede stichter van de stad.

Hominis est errare, bis idem errare ne asini quidem. Zich vergissen is des mensen, maar tweemaal dezelfde fout maken is zelfs niet des ezels. (; - )

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.338

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18