Fabulae
Hoofdstuk 43, oefening 231
1 Aeneas ac Sibylla, licet viverent, tamen a Charone traiecti sunt. Hoewel zij tot de levenden behoorden, zijn Aeneas en de Sibylle toch door Charon overgezet.2 Iuno maxime timuit, ne Turno Aeneas praeferretur. Juno vreesde het meest dat aan Aeneas de voorkeur gegeven zou worden boven Turnus.
3 Amulius impedire non poterat, quin Rea Silvia Marti deo nuberet. Amulius kon niet verhinderen dat Rea Silvia met de god Mars trouwde.
4 Utinam Remum ne Numitori dedidisses! Ach, had jij Remus maar niet aan Numitor uitgeleverd.
5 Romulus et Remus, qui inter pastores educati essent, tamen regia indole prae ceteris eminebant. Romulus en Remus, die tussen herders opgevoed waren, staken toch door hun koninklijke inborst boven de overigen uit.
6 Ne regni cupido ambobus iuvenibus obfuisset. Was de begeerte naar het koningschap de beide jongemannen maar niet tot nadeel geweest.
7 Remus sibi temperare non potuit, quin fratri irrideret. Remus kon zichzelf niet bedwingen om zijn broer niet uit te lachen.
8 Romulus legatos misit, qui foedus cum finitimis gentibus facerent ac filias in matrimonium peterent. Romulus zond gezanten die met de naburige volken een verdrag moesten sluiten en hun dochters ten huwelijk vragen.
9 Ut virgines illae raptae erant, sic cito se optimas coniuges ac cives praebebant. Zo rap als de maagden geroofd waren, zo rap betoonden zij zich allerbeste echtgenotes en burgers.
10 Inter tela militum se intulerunt, quo rixam ac bellum conficerent. Zij hebben zich tussen de wapens van de soldaten begeven, om daarmee de ruzie en de oorlog tot een einde te brengen.