Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fabulae

Hoofdstuk 37, oefening 209

tijdstammen derde conjugatie

1 tetigisti : jij hebt aangeraakt (tangere tetigi tactus)
2 status erat : hij was geplaatst (sistere stiti status)
3 restitero : ik zal mij verzet hebben (resistere restiti - )
4 addideritis : dat jullie toegevoegd hebben / jullie zullen hebben toegevoegd (addere addidi additus)
5 redditum est : het is teruggegeven (reddere reddidi redditus)
6 didicissent : dat zij geleerd hadden (discere didici - )
7 cucurrerat : hij had gerend (currere cucurri cursus)
8 cecīdit (lange i-klank) : hij heeft geveld / gedood (caedere cecīdi caesus)
9 occīdit (lange i-klank) : hij heeft gedood (occidere occīdi occīsus)
10 cecinerim : dat ik gezongen heb (canere cecini - )
11 pensum sit : dat het opgehangen is (pendere pependi pensus)
12 poposceram : ik had geëist (poscere poposci - )
13 tetendisses : dat jij gestrekt had (tendere tetendi tentus)
14 ostendi : ik heb getoond (ostendere ostendi ostentus) [passief: getoond worden]
15 pulsi erant : zij waren verdreven (M) (pellere pepuli pulsus)
16 repulsus es : jij bent teruggedreven (M)
17 tradiderint : dat zij overgedragen hebben / zij zullen hebben overgedragen (tradere tradidi traditus)
18 pepercimus : wij hebben gespaard (parcere peperci - )
19 cecidisse (korte i-klank) : gevallen te zijn (cadere cecidi casus)
20 occidistis (korte i-klank) : jullie zijn neergevallen (occidere occidi occasus)
21 perditus sis : dat jij verloren bent (M) (perdere perdidi perditus)
22 fefelleramus : wij hadden bedrogen (fallere fefelli - )
23 cursurus esse : te zullen rennen (M) (currere cucurri cursus)
24 tacti essent : dat zij aangeraakt waren (M) (tangere tetigi tactus)
25 pependerit : dat hij opgehangen heeft / hij zal hebben opgehangen (pendere pependi pensus)
26 statum esset : dat het was geplaatst (sistere stiti status)
27 stetissem : dat ik gestaan had (stare steti status)
28 didiceratis : jullie hadden geleerd (discere didici - )
29 casurus esse : te zullen vallen (cadere cecidi casus)
30 caesi sunt : zij zijn geveld (M) (caedere cecīdi caesus)
31 proditi erant : zij waren verraden (M) (prodere prodidi proditus)
32 constiteris : a) dat jij bent blijven staan / jij zal zijn blijven staan (consistere constiti - )
b) dat jij gekost hebt / jij zal gekost hebben (constare constiti constaturus)
33 cecinissemus : dat wij gezongen hadden (canere cecini - )
34 tentus esse : gestrekt/gespannen te zijn (M) (tendere tetendi tentus)
35 pepulerimus : dat wij verdreven hebben / wij zullen verdreven hebben (pellere pepuli pulsus)
36 concidistis (korte i-klank) : jullie zijn neergestort (concidere concidi - )
37 credideras : jij had geloofd (credere credidi creditus)
38 pepercisset : dat hij gespaard had (parcere peperci - )
39 poposcerunt : zij hebben geëist (poscere poposci - )
40 appulerant : zij hadden gedreven/gebracht naar (appellere appuli appulsus)

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.338

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18