Fabulae
Hoofdstuk 2, oefening 38
1. Waar woon jij?2. Wij zien de lucht.
3. Wie schuilt hier?
4. Vereer de godin in de tempel!
5. Jij bedekt de ogen.
6. De heer beschermt zijn dochter.
7. Hij geeft zijn zoon het voorbeeld.
8. De jongens ontvangen de wapens.
9. Waar regeert hij?
10. De beesten gehoorzamen.
11. Het beest brengt voort / plant zich voort.
12. Geef(t) het offerdier aan de goden/godinnen!
13. De mannen prijzen de koningin.
14. De jongens zijn zonen van de heer.
15. De koningin hoort de bode.
16. Jullie maken vaak ruzie.
17. Verdrijf hen uit het bos.
18. De vrienden verzorgen het paard.
19. Wie ziet de adelaars?
20. Wat zien de adelaars?