Fabulae
Hoofdstuk 28, oefening 171
tempora perfecta (voltooide tijden) ; fui, potui1 fuerant : zij waren geweest
2 potuissem : dat ik gekund had
3 cremaveris : dat jij verbrand hebt / jij zal verbrand hebben
4 duxissent : dat zij geleid hadden
5 caruerim : dat ik verstoken ben geweest van
6 ierint : dat zij gegaan zijn / zij zullen gegaan zijn
7 libuisse : er zin in gehad hebben
8 adieramus : wij waren genaderd
9 ignoravi : ik heb niet geweten
10 cinxeritis : dat jullie omgord hebben /jullie zullen omgord hebben
11 potuerit : dat hij gekund heeft / hij zal gekund hebben
12 fuistis : jullie zijn geweest
13 poterat : hij kon
14 fixeratis : jullie hadden vastgehecht
15 placavisses : dat jij verzoend had
16 exaudierat : hij had verhoord
17 finxerimus : dat wij verzonnen hebben / wij zullen verzonnen hebben
18 toleravisset : dat hij verdragen had
19 habuissent : dat zij gehad hadden
20 finieritis : dat jullie beëindigd hebben / jullie zullen beëindigd hebben
21 placuisset : dat hij behaagd had
22 potuerim : dat ik gekund heb
23 serpserit : dat hij gekropen heeft / hij zal gekropen hebben
24 appellavit : hij heeft genoemd
25 pinxisti : jij hebt geschilderd
26 dixissemus : dat wij gezegd hadden
27 vituperavero : ik zal hebben berispt
28 cogitaverunt : zij hebben bedacht
29 fuissemus : dat wij geweest waren
30 iacuerint : dat zij gelegen hebben / zij zullen gelegen hebben
31 siluisses : dat jij gezwegen had
32 sepeliverit : dat hij begraven heeft / hij zal hebben begraven
33 rexissetis : dat jullie geregeerd hadden
34 timuerimus : dat wij gevreesd hebben / wij zullen gevreesd hebben
35 indicavisses : dat jij aangewezen had
36 firmaveritis : dat jullie bekrachtigd hebben / jullie zullen bekrachtigd hebben
37 praeterierant : zij hadden ingehaald
38 dormivimus : wij hebben geslapen
39 abduxeram : ik had weggeleid
40 debuissem : dat ik had gemoeten