Fabulae
Hoofdstuk 1, oefening 24
1. jullie wensen2. jij zit
3. zij beginnen
4. wij springen
5. ik vraag
6. jij maakt
7. zij slapen
8. hij/zij brengt
9. ik wens
10. jullie zenden
11. Wij hebben
12. Hij/zij begint
13. Jij opent
14. Zij verlaten
15. Jullie nemen
16. Ik draag
17. Wij nemen
18. Jij bent gezond
19. Hij maakt
20. Zij maken klaar