Fabulae
Hoofdstuk 1, oefening 2
1. wij prijzen2. jij prijst
3. zij prijzen
4. ik prijs
5. hij/zij prijst
6. jullie prijzen
7. jij roept
8. wij roepen
9. hij/zij wandelt
10. jullie wandelen
11. hij/zij bewaart
12. wij bewaren
13. ik draag
14. hij/zij draagt
15. zij doen alsof
16. jij maakt klaar
17. jullie denken
18. te vragen
19. ik verbied aan
20. wij staan
21. laudas
22. laudat
23. laudant
24. laudatis
25. laudat
26. esse
27. clamat
28. statis
29. ambulamus
30. servas
31. vetant
32. stat
33. rogat
34. portatis
35. sumus
36. servo
37. rogat
38. parat
39. clamare
40. vetas