Fabulae
Hoofdstuk 1, oefening 15
1. jij bestuurt2. wij besturen
3. hij/zij laat in de steek
4. jullie beklimmen
5. zij dalen af
6. ik leef
7. wij lopen hard
8. jij eet
9. jullie zenden
10. zij gaan
11. hij/zij laat achter
12. ik breng
13. wij zeggen
14. jij zendt
15. jullie lopen hard
16. zij eten
17. hij/zij gaat
18. ik laat achter
19. wij brengen
20. jij loopt hard
21. regitis
22. mittunt
23. currit
24. edimus
25. agis
26. regunt
27. dico
28. mittit
29. deseritis
30. vadimus
31. edo
32. agunt
33. regis
34. dicit
35. mittitis
36. deserimus
37. rego
38. recedis
39. currunt
40. mitto