Fabulae
Hoofdstuk 1, oefening 13
1. van de poorten2. - van de dochter
- aan/voor de dochter
- de dochters o.
3. - het bos o.
- vanaf/door het bos
4. de godin l.v.
5. - van de tafel
- aan/voor de tafel
- de tafels o.
6. - aan/voor de tongen
- vanaf/door de tongen
7. de beesten l.v.
8. van de landhuizen
9. de deur l.v.
10. - van het uitstel
- aan/voor het uitstel
- de uitstellen o.
11. - aan/voor de beesten
- vanaf/door de beesten
12. - van het bos
- aan/voor het bos
- de bossen o.
13. - het landhuis o.
- vanaf/door het landhuis
14. van de tongen
15. het uitstel l.v.
16. - aan/voor de godinnen
- vanaf/door de godinnen
17. - van de deur
- aan/voor de deur
- de deuren o.
18. de dochters l.v.
19. - aan/voor de tafels
- vanaf/door de tafels
20. - van de poort
- aan/voor de poort
- vanaf/door de poort