Fabulae
Hoofdstuk 1, oefening 10
1. te openen2. gezond te zijn
3. te vragen
4. zij hebben
5. jij hoort
6. hij/zij prijst
7. wij zitten
8. hij/zij voelt
9. jullie wandelen
10. jij vreest
11. Te gehoorzamen
12. Zij voelen
13. Wij staan
14. Hij/zij opent
15. Hij/zij antwoordt
16. Wij dragen
17. Jullie springen
18. Jij roept
19. Jij lacht
20. Wij komen