Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fabulae

Hoofdstuk 16, oefening 120

1 cenent : dat zij dineren
2 soleas : dat jij gewoon bent
3 spectem : dat ik toekijk
4 increpet : dat hij snauwt
5 stupeant : dat zij versteld staan
6 revocetis : dat jullie terugroepen
7 avertet : hij zal afwenden
8 evertam : dat ik omvergooi / ik zal omvergooien
9 gaudeamus : dat wij blij zijn
10 speres : dat jij hoopt
11 properem : dat ik mij haast
12 pariet : zij zal baren
13 paream : dat ik gehoorzaam
14 paratis : jullie maken klaar
15 paretis : jullie gehoorzamen (parere) / dat jullie klaarmaken (parare)
16 occidéris : jij zal worden gedood (lange e-klank)
17 caedèris : jij wordt geveld (korte e-klank)
18 occidet : hij zal doden
19 taceas : dat jij zwijgt
20 afficiam : dat ik aandoe / ik zal aandoen
21 turbemus : dat wij verwarren
22 crescam : dat ik groei / ik zal groeien
23 voveam : dat ik wijd
24 desiderat : hij verlangt
25 hauriam : dat ik put / ik zal putten
26 placeat : dat het bevalt
27 sitient : zij zullen dorst hebben
28 devinciet : hij zal stevig vastbinden
29 ardeant : dat zij branden
30 oremus : dat wij bidden
31 debeam : dat ik moet
32 petemus : wij zullen vragen
33 plicetis : dat jullie vouwen
34 fulgeant : dat zij schitteren
35 inveniet : hij zal aantreffen
36 solvent : zij zullen losmaken
37 arceatis : dat jullie afweren
38 species : u zal zien
39 taces : jij zwijgt
40 fodiet : hij zal graven

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.338

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18