Examenboeken > 2018: Homerus
ODYSSEE 11, 435 - 466 In de onderwereld
Zo sprak hij, en ik sprak hem ten antwoord toe:" Drommels, toch wel zeer dan heeft de luid donderende Zeus tegen het nageslacht van Atreus
verschrikkelijke haat vanwege de plannen van vrouwen
vanaf den beginne; wij kwamen om on grote getale vanwege Helena,
en tegen jou beraamde Clytaemnestra een list, howel je ver weg was."
Zo sprak ik, en hij sprak meteen tot mij ten antwoord:
" Daarom nu moet ook jij nooit vriendelijk zijn ook al/zelfs al is het tegen je (eigen) vrouw;
en je moet haar niet elke gedachte vertellen, die jij goed kent/weet,
(nee) maar je moet het ene zeggen, en het andere moet ook verborgen zijn.
Maar voor jou (althans), Odysseus, zal er geen moord zijn van de kant van je vrouw;
want zij is zeer verstandig en in haar hart/verstand kent/weet zij (alleen) goede plannen
de dochter van Icarius, de zeer verstandige Penelope.
Werkelijk wij lieten haar achter als een jonge (pas getrouwde) vrouw
toen wij naar de de oorlog gingen; en haar kind was (nog) aan de borst
het kleintje, dat denk ik nu te midden van het tal der mannen zit,
de gelukkkige; want werkelijk zal hij zijn geliefde vader zien, wanneer hij komt,
en hij zal zijn vader omhelzen, zoals passend is.
Maar mijn echtgenote heeft mij zelfs niet het genieten van de aanblik van mijn zoon
toegestaan; want voordien had ze ook mijzelf gedood.
Maar ik zal je iets anders zeggen en jij moet dat overwegen in je hart/verstand;
in het geheim, en niet openlijk, naar je geliefde vaderland moet je
je schip sturen, omdat vrouwen niet meer een betrouwbaar iets zijn.
Maar vooruit zeg mij het volgende en vertel het onomwonden,
of jullie gehoord hebben dat mijn zoon nog ergens leeft,
of misschien in Orchomenos, of in het zandrijke Pylus,
of misschien bij Menelaos in het wijde Sparta,
want hij is nog niet gestorven/dood op de aarde, de stralende Orestes."
Zo sprak hij, en ik sprak hem ten antwoord toe:
" Zoon van Atreus, waarom vraag je mij die dingen? Want ik weet helemaal niet,
of hij nog leeft of gestorven is; en het is ongepast ijdele dingen te zeggen/vragen."
Zo antwoorden met droevige woorden wisselend stonden wij beiden
daar bedroefd, een overvloedige tranenstroom vergietend.