Examenboeken > 2014: Plato
Plato, Phaedo, 117e3 - 118a7
En toen wij dat gehoord hadden schaamden wij ons en hielden op met het
huilen. Maar hij ging, nadat hij rondgelopen had, toen/omdat hij zei dat zijn benen zwaar werden,
achterover/op zijn rug liggen -- want zo beval de man het -- en terwijl tegelijkertijd
diegene die het gif gegeven had
hem vastpakte/betastte, inspecteerde hij na verloop van tijd
zijn voeten en zijn benen, en vervolgens na hard geknepen te hebben
in zijn voeten
vroeg hij of hij het merkte/voelde; maar hij zei van niet. En daarna (kneep hij)
weer in de scheenbenen; en door zo omhoog te gaan toonde hij ons dat
koud en stijf werd. Ook hijzelf betastte (zich) en zei dat, wanneeer
het bij zijn hart zou zijn, hij dan zoun heengaan/sterven.
Reeds nu was de streek rond zijn buik/onderlijf aan het koud worden, en
na (zijn gezicht) onthuld te hebben -- want het was omhuld --zei hij -- wat hij dan als laatste
liet klinken/horen -- Crito, zei hij, wij zijn Asclepius
een haan schuldig; maar geef hem het verschuldigde en vergeet het niet.
Maar dat zal zo zijn/gebeuren, zei Crito: maar ga na of je nog iets wilt zeggen.
Toen hij dat gevraagd had antwoordde hij niets maar na verloop van weinig/korte
tijd ging er een siddering door hem heen en de man onthulde zijn gezicht, en hij had
zijn ogen doen staan/verstillen; en toen hij dat gezien had sloot Crito zijn mond en
zijn ogen.
Dit was het einde, Echecrates, van onze vriend, een man,
de beste, zoals wij zouden kunnen zeggen, van de mannen van zijn tijd, die wij hebbe leren kennen
en (ook) anderzins/in het algemeen de verstandigste en rechtvaardigste.