Examenboeken > 2011: Vergilius
Boek VI 6.042 - 076: Bij de grot van de Sibylle
De wand van de Euboïsche rots is uitgehakt (uitgehold) tot een enorme grot, waarheen honderd brede toegangen leiden, honderd mondingen, waaruit evenveel stemmen stromen, de antwoorden (orakels) van de Sibylle.45 Men was bij de drempel gekomen, toen de maagd sprak: ‘het is tijd om het orakel te vragen; de god, kijk, de god!’ Bij haar was, toen ze voor de deur die woorden uitsprak, plotseling een ander gezicht, een andere kleur, niet bleef haar haar in model; maar haar borst hijgde en haar wilde hart zwol van razernij, en zij was groter om te zien
50 en niet sterfelijk klinkend, nu zij werd bezield door de macht van de god die al dichterbij was. ‘Aarzel je met je geloften en gebeden’, sprak zij, ‘Trojaanse Aeneas? Aarzel je? Niet immers zullen de grote openingen van het verbijsterde huis eerder opengaan.’ En nadat ze dit gezegd had, zweeg zij. Een ijskoude rilling ging voor (bij) de Trojanen door hun harde botten, 55 en de koning stortte uit het diepst van zijn borst zijn gebeden uit: ‘Phoebus, u die altijd medelijden hebt gehad met de zware inspanningen (het zware lijden) van Troje, die de Trojaanse wapens en handen van Paris hebt gericht op het lichaam van Aeacus’ kleinzoon, onder uw leiding ben ik zoveel zeeën die grote landen omgeven, opgegaan en [ben ik gegaan] naar de ver afgelegen
60 volkeren (stammen) van de Massyliërs en naar de voor de Syrten gelegen streken: eindelijk nu hebben we de wegvluchtende kust van Italië bereikt. Moge het Trojaanse lot (de Trojaanse tegenspoed) ons tot hier (en niet verder dus) gevolgd hebben; ook is het nu rechtvaardig dat u het Trojaanse volk spaart, alle goden en godinnen, voor wie Ilium en de enorme
65 roem van Troje aanstoot gaf (ergernis opwekte). En ook u, o zeer heilige zieneres, die van te voren bekend bent met de toekomst, geef (sta toe) (ik vraag een rijk dat mijn lot zeker toekomt) dat de Trojanen en de zwervende goden en heen en weer geslingerde goddelijke machten van Troje zich vestigen in Latium. Dan zal ik voor Phoebus en Trivia een tempel
70 oprichten van massief marmer en feestdagen [instellen] genoemd naar de naam van Phoebus. Ook u staat in ons rijk een groot heiligdom te wachten: want hierin zal ik uw profetieën en geheime tot mijn volk gesproken orakelspreuken opbergen en ik zal, goedgunstige vrouw, uitgelezen mannen [tot priesters] wijden. Vertrouw slechts uw voorspellingen niet toe aan bladeren,
75 opdat ze niet door de war gegooid wegvliegen als speelbal voor de snelle winden; zing ze zelf, smeek ik u’. Hij maakte met zijn mond een eind aan het spreken.