Disco > Boek 2
Hoofdstuk 20, tekst B: De nederlaag bij het Trasumeense meer
Rond de consul Flaminius, die opvallend was door zijn wapens, was de strijd het felst. Toen zei een Gallische ruiter, terwijl hij de consul herkende, 'Dat is de man, die onze legioenen in de pan heeft gehakt, en de akkers en de stad heeft verwoest.Nu zal ik hem als offer aan de schimmen van de gestorven burgers geven.'
Hij gaf zijn paard de sporen, viel door de menigte van Romeinen aan, doodde een soldaat die de consul probeerde te beschermen, en doorboorde de consul zelf met een lans.
Na de dood van de consul begon een groot deel van het leger te vluchten. noch het meer noch de bergen vormden toen een obstakel voor de angst van de vluchtenden: zij ontsnapten door nauwe en steile wegen. Waar het aan een plaats voor de vlucht ontbrak, verborgen zij zich in het moeras, voor zover als zij met hun hoofden en schouders er bovenuit konden steken.
Maar de ruiterij van de vijanden sabelde, terwijl het moeras ingingen, hen neer.
De volgende dag, toen Hannibal zijn erewoord had gegeven dat hij hen zou laten weggaan, die de wapens zouden overleveren, gaven zesduizend van de Romeinen zich over.
Hannibal bewaarde echter met Punisch fatsoen zijn erewoord en hij sloeg allen in de boeien.