Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Disco > Boek 1

Hoofdstuk 13, tekst B (versie 4)

Amulius zat in het donkere paleis. Hij was nu koning maar was niet blij met de macht. Voortdurend kwelden hem angsten en zorgen omdat hij zijn broer uit het koninkrijk had verdreven en zijn broer zijn zoon had gedood. Plotseling kwamen twee slaven binnen en vertelden Amulius: "O koning, er is een wonder gebeurd: Rhea Silvia, de vestaalse maagd heeft een tweeling gebaard. ",Amulius sprong woedend van zijn zetel en riep met een luide stem: "Hoe kan dat! Hoe kan een vestaalse maagd jongens baren? Jullie moeten ze aan mij brengen, de jongens doden en hun lichaam in de rivier Tiber gooien." De slaven luisterden echter niet naar de goddeloze bevelen en legden de jongens in een mandje en legden het in de rivier de Tiber. Er kwam hulp van Mars voor het mandje. toen het bij de oever van de rivier geland was, kwam er een wolvin. Ze voedde hen en redde de kinderen zo. Later vond een herder hen en droeg ze naar zijn kleine hutje. Daar brachten de herder samen met zijn vrouw de zonden van Rhea tegelijk met hun kinderen groot.

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.338

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18