Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Bello Gallico > Boek 4

Tekst 27: Vredesvoorwaarden.

De vijanden, overwonnen in de strijd, zonden, zodra ze zich van de vlucht hadden hersteld, meteen gezanten naar Caesar (om) over vrede (te spreken); ze beloofden dat ze gijzelaars zouden geven en zouden doen, welke dingen hij had bevolen/zou hebben bevolen. Samen met deze gezanten kwam de Atrebaat Commius, van wie ik hierboven uiteen had gezet dat hij door Caesar naar Britannia vooruitgestuurd was. Zij hadden hem, toen hij van boord gegaan was, (en) toen hij als woordvoerder de boodschap(pen) van Caesar aan hen overbracht, gevangen genomen en in de boeien geslagen, nu echter, nadat het gevecht gevoerd was, zonden ze hem terug en bij het vragen om vrede schoven ze de schuld voor deze zaak af op de grote massa en vroegen, of vanwege hun onwetendheid vergiffenis werd geschonken. Nadat Caesar had geklaagd, dat ze, hoewel ze uit eigen beweging, nadat er gezanten naar het vasteland waren gezonden, hem om vrede hadden gevraagd, zonder reden (hem) de oorlog hadden aangedaan, zei hij hun onwetendheid te vergeven en beval gijzelaars te leveren. Zij gaven een deel daarvan dadelijk, (en) ze zeiden dat ze een deel/de rest, als die uit verder weg gelegen streken was ontboden, enkele dagen later zouden geven. Intussen bevalen zij hun mensen terug te keren naar hun akkers/gebieden en hun leiders begonnen van alle kanten bijeen te komen en zichzelf en hun stammen bij Caesar aan te bevelen.

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.338

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18