Atrium
Tekst 2.7: De voorspelling
Zeg mij, o heilige waarzegster: welk noodlot staat me te wachten? Zal ik een veilige reis doorheen alle streken van Italië maken? Zal ik rijk en gelukkig zijn?"Luister naar Gods woorden, jongeman. Je zal gelukkig zijn, maar eerst ellendig.
Je zal trachten een vogel te zijn, maar je zal geen vleugels hebben.
Lange oren zullen je sieren, slechte mannen zullen je mishandelen.
Je zal een last van goud dragen, maar je zal nauwelijks zelf te eten hebben.
In Etrurië zullen allen die je zullen zoeken, ten onrechte zeggen:
‘We zullen die gemene dief grijpen, al moeten we het hele land doorzoeken!’
De liefde zal jouw reisgezel zijn, maar je zal niet trouwen met het meisje.
Jullie zullen tevergeefs voor een oude vrouw vluchten en op de rovers stoten.
De enige die de slaap zal geven, Morpheus namelijk, zal jullie helpen.
Hij zal de zekere dood verhinderen, hij zal aan jullie een gunstig lot geven."
In de war en onrustig verlaat Lucius de grot en hij denkt bij zichzelf:
‘Wat wil Sibylla? Ik wil wel een vogel worden, maar waarom word ik versierd met lange oren? En als ik een last van goud zal dragen, hoe zal ik dan voedsel missen? Waarom zullen ze me een dief noemen? Welk meisje zal weigeren met mij te trouwen? Voor welke oude vrouw zal ik moeten vluchten? Hoe zal ik geholpen worden door Morpheus? En welk gunstig lot zal die ons geven? Ik begrijp het niet, maar dit ene ding staat vast: ik zal niet naar huis terugkeren!’