Atrium
Tekst 1.12: Twee matrozen
"De tram stopt voor deze herberg, maar aan de andere kant van de straat!" Poppedius (nu), die de maan niet meer van de zon kan onderscheiden, (zegt): \"Wat roept hij daar achter me aan? Aan de andere kant van de straat? Maar... waar is die andere kant dan? Is dat deze hier of die daar?"Hij gaat op straat zitten en denkt na, maar tevergeefs. Dan ziet hij toevallig een andere matroos en zegt: "Beste vriend, mijn beste matroos, help me en antwoord me: waar is toch de andere kant van deze straat?"
De andere matroos (nu), die ook zelf Bacchus ijverig vereerd heeft die nacht, zegt: "Je vraagt (me) daar iets moeilijks, vriend! Misschien is het deze kant hier, maar misschien die daar. Maar ik ben zelf nog maar pas in deze stad." Dan zegt Poppedius: "Goede goden, wanneer zal ik eindelijk bij ons schip geraken?"
Maar dan ziet hij toevallig een agent en zegt: "Vriend matroos, als je de taal van deze streken kent, ga naar die agent daar en vraag hem: "Waar is de andere kant van deze straat?" Daarop zegt de andere: Natuurlijk ken ik die. Wat je daar zegt, is nog zo stom niet ."
Dan gaat Poppedius' gezel naar de agent en zegt: "Meneer de agent, help deze ongelukkige matroos hier. Hij zoekt immers de andere kant van deze straat; zeg hem dus: is het deze hier of die daar? Ikzelf weet het niet, want ik ben pas gisteren in deze stad aangekomen."
De agent zegt met streng gezicht: "Jullie willen me toch niet voor de gek houden, of wat? Daarna wijst hij hen met zijn knuppel: "Die kant daar, zegt hij, is de andere kant van deze straat. Maar drink in het vervolg wat minder!"
Poppedius zegt: "Vriend matroos, hoewel ik de taal van deze streek helemaal niet ken, heb ik toch het volgende begrepen. Als ik me niet vergis, is dit hier niet de andere kant van de straat, maar dat daar!" Daarop zegt de andere: "Je hebt dat prima begrepen, vriend. Laten we dus naar die kant oversteken."
Na een poosje zegt Poppedius bezorgd: "De tram komt (maar) niet. Misschien heeft die agent ons toch in het ootje genomen, want hij leek (me) kwaad. Misschien is deze kant hier niet de andere kant." Daarop zegt zijn makker: "Je hebt gelijk, vriend: het gezicht van die agent stond me helemaal niet aan. Wij, matrozen, moeten op onze hoede zijn voor die stadsmensen. "
Maar dan komt een boer voorbij. Poppedius' vriend roept: "He jij daar, help deze ongelukkige matroos hier: waar is de andere kant van deze straat? Is het deze hier of die daar?\" Dan wijst de boer met zijn zweep de andere kant aan en zegt: "Die daar natuurlijk, vrienden!" Maar Poppedius en zijn gezel roepen tegelijkertijd uit: "Dus heeft die agent ons bedrogen! O hoe gemeen en leugenachtig zijn al die stadsmensen!"