Aisopos
De raaf en de vos
Een raaf zat op een of andere boom, nadat hij vlees had geroofd. Een vos, die hem bekeek en het vlees te pakken wilde krijgen, nadat zij erbij was gaan staan / ging* erbij staan en prees hem als was hij gewichtig en mooi, terwijl zij zei dat het hem het meest paste om koning te zijn van de vogels en dat dat zeker zou zijn gebeurd, als hij een stem had. Omdat hij haar wilde bewijzen dat hij ook een stem had, 5 nadat hij het vlees had weggegooid / had laten vallen / liet* hij het vlees vallen en krijste hij luid. Nadat zij ernaar toe was gerend en het vlees had gegrepen / Zij rende* ernaar toe, greep* het vlees en zij zei: ‘O raaf, zelfs als jij verstand zou hebben, dan zou je alles gehad hebben om koning van allen te worden.’De fabel is van toepassing op een onverstandige man.