Hoofdstuk 22, tekst A

Toen besloot Gaius Mucius, een jongeman van adel, de stad te verlaten en het legerkamp van de vijanden binnen te gaan. Maar hij wilde van tevoren zijn plan bekendmaken aan de senatoren; want hij wilde niet, als hij toevallig werd gegrepen door Romeinse bewakers, als een overloper naar Rome worden teruggevoerd. Daarom ging hij naar de senaat en zei: "Senatoren, ik wil de Tiber oversteken en het legerkamp van de vijanden binnengaan en de koning Porsinna doden. En misschien zal ik, terwijl ik dit doe, gedood worden. Maar ik wil liever gedood worden, dan onder de macht van Porsinna leven." De senatoren stemden toe. Hij ging naar het legerkamp van Porsinna, nadat hij een wapen had verborgen onder zijn kleren. Zodra hij was aangekomen, bleef hij in de menigte van mensen dichtbij het podium staan. Toen werd toevallig soldij aan de soldaten gegeven en een groep ging naar de secretaris, die naast de koning zat. Toen trok Gaius Mucius, die niet wilde vragen, wie van beiden de koning was, zijn zwaard en doodde de secretaris in plaats van de koning. De soldaten, hevig verschrikt, hieven een groot geschreeuw aan. Hij probeerde, gaand door de zenuwachtige menigte, een weg voor zich te maken met zijn bloedige zwaard, maar tevergeefs. Door de soldaten gegrepen, is hij voor het podium van de koning geplaatst.