Hoofdstuk 14, tekst ?

Hevige regen valt uit de hemel.
Al veel uren hoort Quintus de wind, en hij hoort de regen en het geratel van de wielen
Quintus zegt: Wij zijn toch niet ver van Rosellus af? De nacht nadert al.
Domitius zegt:Wat zei jij, Quintus? Ik hoorde het niet goed.
Quintus zegt: Ik zei dat de nacht al nadert. Is de stad ver weg?
Domitius zegt: Wat maakt je ongerust,Quintus?
De weg is niet lang, onderkomen is gereed, en het avondeten wat wij verwachten
Quintus zegt: Vanwaar weet jij dat wij goed avondeten verwachten?
Domitius zegt: De boodschap
Plotseling blijven de paarden staan.
De heer ziet de weg vol met bomen en stenen liggen
juist stapt hij uit de koets.
toen plotseling de storm een boom breekt
de paarden trappen achteruit en trekken aan de wagen
De heer stootte zijn hoofd tegen de reiswagen,
hij viel op de weg, hij ligt daar zonder bewustzijn.
Quintus geeft een schreeuw, de slaven komt aanrennen
zij tillen de heer op en leggen hem in de koets