Tekst 9.2: Herman maakt op een nacht vreemde dingen mee

Ik zie een menselijk gedaante, die op de rug iets groots draagt en naar buiten gaat naar de tuin. Wie is het? Is het een mens of een spook? En wat draagt hij? En waarom gaat hij naar de tuin? Maar terwijl ik hierover nog altijd bij mezelf bang nadenk, keert die mens of dat spook terug uit de tuin. Ik kijk door een kier van de deur : Hij draagt niets meer en hij gaat niet traag meer. Nu komt hij voor ons kamertje voorbij. Hij lijkt zich naar het atrium te haasten. Ik wacht een beetje, daarna open ik voorzichtig de deur, en zonder enig geluid ga ik uit ons kamertje. Maar wanneer ook ik in het atrium aankom, is die man al in de eetkamer. Ik echter breng mijn oor bij de deur van de eetkamer. Al gauw bereiken mij vreemde geluiden : rrrr, rrrr, rrrr, en dit vreemde geluid hoor ik opnieuw en opnieuw. Wat is dit? Maar terwijl ik bij mezelf hierover nadenk, hoor ik plots als het ware een stemmetje ( = een kleine stem ) binnen in mij : "Blijf toch niet hier, Herman ! Wat hier gebeurt, is vol gevaar voor jou ! Ga gauw terug naar je kamertje !" En plots word ik erg bang en gauw ga ik terug naar mijn kamertje. Daar slapen mijn broer en mijn zussen nog altijd. Ik ga opnieuw in mijn bed liggen, maar ik kan niet meer slapen, want ik ben bang, ik weet niet waarom