Tekst 6.6: Diana en Acteon

Tekst 6.6

Hier had de godin van de bossen, vermoeid door de jacht, de gewoonte om

Haar maagdelijk lichaam in helder water onder te dompelen.

Nadat zij de grot was binnengetreden, overhandigde zij aan één nimf

Haar jachtspriet, haar pijlenkoker en haar boog;

Een andere nimf nam haar afgelegde mantel aan;

Een derde verwijderde de windsels van haar voeten;

Een vierde bond haar haren die over haar hals gespreid waren samen in een knoop.

Kijk, de jager Actaeon, dwalend door het bos, kwam de grot binnen.

Zodra de naakte nimfen de man zagen, begonnen ze te gillen

En nadat ze zich rond Diana hadden geschaard, bedekten ze haar met hun lichamen.

De godin zelf steekt tot haar hals boven alle.

De kleur van de purperen dageraad was in het gezicht van Diana, omdat ze zonder kleding gezien was.

Omdat ze geen pijlen bij de hand had,

Smeet ze woedend het water over het gezicht van de man.

‘Vertel dat je mij naakt hebt gezien, als je in staat zult zijn om het te vertellen.’

Zij geeft aan zijn besproeide hoofd de hoorns van een hert

En een lange nek en lange oren.

Zijn handen veranderde ze in voeten, zijn armen in benen.

Hij vluchtte snel.