Tirocinium Graecum
Les 19, oefening 26
1. De lente, de zomer en de winter zijn delen van het jaar.2. Het geslacht van de mensen is zoals bloemen; het leven is voor hen niet lang.
3. Laten wij in de gevaren van de strijd noch op de schoonheid van de wapens noch op de menigte van soldaten vertrouwen, maar op de dapperheid van hen.
4. Na vele jaren was het niet meer oorlog, maar vrede voor de Grieken.
5.Bij de mannen beschouwden de Grieken de/hun Kracht als wapen, bij de vrouwen de/hun schoonheid.
6. De boeren verzorgen 's zomers de akkers, maar 's winters blijven zij dikwijls in de huizen.
7. De dag is een klein deel van het jaar.
8. IN Op de bergen waren leeuwen.
9. De ouderdom wordt door de dichters de winter van het leven genoemd.
10. Door de oorlog, waarin die boeren gedwongen waren de akkers te verlaten, hadden wij geen vlees meer.
11. De leerlingen rond Pythagoras aten geen vlees.
12. Het is niet altijd gemakkelijk de kwalen (= de slechte dingen) van de ouderdom te dragen.
13. Door/tijdens de ouderdom gaat de kracht en de schoonheid van het lichaam te gronde.
14. Aristoteles was een leerling van Plato, en Plato was een leerling van Socrates.
15. De ouderdom is een lastige ramp voor mensen.