Phoenix > Boek 4
3 Ovidius, tekst 1: Het gouden tijdperk (vier tijdperken)
Eerst is het gouden tijdperk ontstaan, dat met geen enkele bestraffer, spontaan, zonder wetten, vertrouwen en het juiste beoefende. Straf en vrees waren er niet; drijgende woorden werden ook niet op bronzen platen gelezen, de smekende menigte vreesde de rechter zijn gezicht ook niet, maar ze waren veilig zonder bestraffer. De pijnboom was nog niet omgehakt, hij was nog niet afgedaald van de bergen naar de heldere golven om een vreemde wereld te zien en de stervelingen kenden geen enkele kust behalve hun eigen kust. Steile grachten omgaven de steden nog niet; er was geen rechte trompet, geen kromme hoorns, geen helmen, geen zwaarden: zonder het gebruik van soldaat brachten de onbezorgde volkeren een zachte vrije tijd door.De aarde zelf was zonder dwang en niet geschonden door een hak, en ze was door geen enkele ploeg verwond maar gaf alles uit zichzelf. En tevreden met het voedsel dat door geen enkele dwang ontstaan was verzamelden ze (de mensen) de vruchten van de aardbeiboom en wilde aardbeien en kornoeljen en moerbeibessen, die vastzaten in harde braamstruiken, en eikels, die van de breedvertakte boom van Jupiter gevallen waren.
De lente was eeuwig, en vredig streelden de westenwinden met milde briesjes de bloemen die zonder zaad geboren waren. Weldra droeg de onbewerkte aarde ook veldvruchten, en zonder opnieuw bewerkt te zijn, glansde de akker van de korenaren; er gingen (vloeiden) al rivieren van melk, al rivieren van nectar, en van de groene steeneik druppelde goudgele honing.