Pallas > Druk 2: boek 2
Hoofdstuk 30, tekst A: taaloefeningen
A:1: Ik heb losgemaakt
2: Ik ben losgemaakt
3: te zijn losgemaakt
4: Zijnde losgemaakt (m acc ev of o nom/acc ev)
5: Zijnde losgemaakt (v nom ev)
6: Hebbende losgemaakt ( v acc mv of v gen ev)
7: Jullie waren losgemaakt
8: Jij bent losgemaakt
9: Hebbende losgemaakt (o nom/acc ev)
10: wij waren losgemaakt
11: het is gemaakt
12: Zijnde gemaakt (o nom/acc mv)
13: Hebbende gemaakt (o nom/acc ev)
14: Hij had gemaakt
15: te zijn gemaakt
16: zij die zijn losgemaakt (m mv nom)
17: van hen die losgemaakt hebben (gen m/o mv)
18: het dat is gemaakt (o nom/acc ev)
19: ik ben gewassen
20: zij waren gewassen