Ovidius
Metamorfosen 3, 375-389: Echo en Narcissus
Metamorfosen 3, 375-389375 O, hoe vaak heeft zij hem willen naderen met lieve woorden en heeft ze vriendelijke smeekbeden willen aanheffen! (Maar) haar natuur (karakter) belet het en staat niet toe dat ze begint; maar, wat ze (wel) toestaat, zij in staat is om klanken af te wachten, waarop ze haar woorden laat weerklinken. Toevallig had de jongen, afgedwaald van de trouwe stoet metgezellen -380- gezegd: 'Is er iemand aanwezig?' En had Echo 'aanwezig' geantwoord. Hij bleef verstijfd staan, en terwijl hij zijn blik naar alle kanten rond liet gaan, riep hij met luide (grote) stem 'Kom!': zij (Echo) roept de roepende. Hij kijkt om en terwijl er weer niemand komt zegt hij: 'Waarom ontvlucht je me?' En hij ontving evenveel woorden, als dat hij sprak. -385- Hij volhardt en zegt, bedrogen door de echo van de antwoordende stem: "Laten we samenkomen"n en terwijl zij geen enkele klank ooit liever wilde horen antwoorden weerkaatste Echo "Laten we samenkomen", en jij geeft zelf het gevolg aan haar woorden en nadat ze het bos heeft verlaten ging ze (naar hem toe) om haar armen te slaan om de begeerde hals.