Lingua Latina > Boek 2
Hoofdstuk 18, oefening 6
1 middel2 tijd
3 handelende ‘persoon’
4 maat van verschil / scheiding
5 maat van verschil / middel
6 tijd / toestand
1 Menenius Agrippa bewoog de harten van de mensen door een fabel.
2 In korte tijd zullen de ruiters van de vijanden komen.
3 De stad is door een groot deel van het volk verlaten.
4 Tien jaar later kon Odysseus aan de aanslagen van Neptunus ontsnappen.
5 Odysseus overtrof de overige/andere mensen ver in slimheid.
6 In oude tijden was/verkeerde ook de stad Rome vaak in het grootste gevaar.